Jeremia 17:2

2 Gelijk hun kinderen hunner altaren gedenken, en hunner bossen, bij het groen geboomte, op de hoge heuvelen.

Jeremia 17:2 Meaning and Commentary

Jeremiah 17:2

Whilst their children remember their altars
Which is a further proof of their long continuance in idolatrous practices, and a fresh witness against them; they trained up their children in them; who, when grown up, could not forget them, but imitated them, and went on in the same evil ways. Some render the words, "as they remember their children, so they remember their altars ^F9, and their groves, by the green trees upon the high hills"; they had the same love to their idols, and the worship of them, as they had to their children. This sense is received by Kimchi ^F11; yea, they had a greater affection for their idols than for their children; since they made their children pass through the fire to Moloch, and burnt their sons and their daughters to Baal. The Targum renders it, "their groves under every green tree": see ( Jeremiah 2:20 ) ( 3:6 ) . Kimchi and Ben Melech connect green trees not with groves but with altars; and take the sense to be, that their altars were by green trees; since groves and green trees were the same, and which altars also were upon high hills.

---

FOOTNOTES:

F9 (Mtwxbzm Mhynb rkzk) "sicut recordantur filiorum suorum, ita recordantur ararum suarum"; so some in Vatablus.
F11 So in T. Bab. Sanhedrin, fol. 63. 2. & Gloss in ib.

Jeremia 17:2 In-Context

1 De zonde van Juda is geschreven met een ijzeren griffie, met de punt eens diamants; gegraven in de tafel van hunlieder hart, en aan de hoornen uwer altaren;

2 Gelijk hun kinderen hunner altaren gedenken, en hunner bossen, bij het groen geboomte, op de hoge heuvelen.

3 Ik zal Mijn berg met het veld, uw vermogen en al uw schatten ten roof geven, mitsgaders uw hoogten, om de zonde in al uw landpalen.

4 Alzo zult gij aflaten (en dat om u zelven) van uw erfenis, die Ik u gegeven heb, en Ik zal u uw vijanden doen dienen in een land, dat gij niet kent; want gijlieden hebt een vuur aangestoken in Mijn toorn, tot in eeuwigheid zal het branden.

5 Zo zegt de HEERE: Vervloekt is de man, die op een mens vertrouwt, en vlees tot zijn arm stelt, en wiens hart van den HEERE afwijkt!