Jeremia 23:30

30 Daarom, ziet, Ik wil aan de profeten, spreekt de HEERE, die Mijn woorden stelen, een ieder van zijn naaste;

Jeremia 23:30 Meaning and Commentary

Jeremiah 23:30

Therefore, behold, I [am] against the prophets, saith the
Lord
The false prophets, with whom the Lord was displeased; he set himself against them, and was determined to bring wrath and ruin on them. So the Targum,

``therefore, behold, I send my fury against the false prophets;''

that steal my word,
or "words" ^F17, everyone from his neighbour;
either from the true prophets; beginning their prophecies as they did, with a "thus saith the Lord"; and mingling some words and phrases used by them, the better to ingratiate themselves among the people, and that they might be taken for the prophets of the Lord; as Pelagius, Austin says, used the word "grace", the better to hide his sentiments, and cause them the more easily to be received by the people: or from the false prophets; they privately meeting, and consulting, and agreeing together what they should say to the people, as if they were the words of the Lord: or else from the people themselves; lessening their esteem for the words of the Lord; making them negligent of them and indifferent to them; and causing them to forget what they had heard and received.

---

FOOTNOTES:

F17 (yrbd) "verba mea", Munster, Pagniuus, Montanus, Schmidt.

Jeremia 23:30 In-Context

28 De profeet, bij welken een droom is, die vertelle den droom; en bij welken Mijn woord is, die spreke Mijn woord waarachtiglijk; wat heeft het stro met het koren te doen? spreekt de HEERE.

29 Is Mijn woord niet alzo, als een vuur? spreekt de HEERE, en als een hamer, die een steenrots te morzel slaat?

30 Daarom, ziet, Ik wil aan de profeten, spreekt de HEERE, die Mijn woorden stelen, een ieder van zijn naaste;

31 Ziet, Ik wil aan de profeten, spreekt de HEERE, die hun tong nemen, en spreken: Hij heeft het gesproken;

32 Ziet, Ik wil aan degenen, die valse dromen profeteren, spreekt de HEERE, en vertellen die, en verleiden Mijn volk met hun leugenen en met hun lichtvaardigheid; daar Ik hen niet gezonden, en hun niets bevolen heb, en zij dit volk gans geen nut doen, spreekt de HEERE.