Jeremia 32:20

20 Gij, Die tekenen en wonderen gesteld hebt in Egypteland, tot op dezen dag, zo in Israel, als onder andere mensen, en hebt U een Naam gemaakt, als Hij is te dezen dage!

Jeremia 32:20 Meaning and Commentary

Jeremiah 32:20

Which hast set signs and wonders in the land of Egypt, [even]
unto this day
The prophet here descends to particular instances of the power, wisdom, and goodness of God; and begins with the miracles wrought in Egypt, the plagues inflicted on the Egyptians for refusing to let Israel go; these were set among them, they were true and real things, and obvious to everyone's view; there was no deception in them, they were plain to the senses of men; and the remembrance of them continued among the Egyptians to the times of the prophet; the tradition of what was done was handed down among them to that age: for that any marks of these things remained is not to be supposed; the tracks of Pharaoh's chariot wheels to be still seen in the Red sea must be rejected as fabulous, though Orosius relates it: and in Israel, and amongst [other] men:
that is, signs and wonders were set among the Israelites, or wrought for them; such as bringing them out of Egypt; leading them through the Red sea as on dry land; feeding them in the wilderness with manna and quails; subduing their enemies, and settling them in the land of Canaan; and in other nations very wonderful things have been done in one age or another: or else the meaning is, that the miracles done in Egypt were not only remembered there to this time, but also by the Israelites, and by other men, to whom the knowledge of these things came; on account of which God was more or less everywhere glorified, as follows: and hast made thee a name as at this day;
that is, got praise, honour, and glory, in Egypt, in Israel, and in other nations.

Jeremia 32:20 In-Context

18 Gij, Die goedertierenheid doet aan duizenden, en de ongerechtigheid der vaderen vergeldt in den schoot hunner kinderen na hen; Gij grote, Gij geweldige God, Wiens Naam is HEERE der heirscharen!
19 Groot van raad en machtig van daad; want Uw ogen zijn open over alle wegen der mensenkinderen, om een iegelijk te geven naar zijn wegen, en naar de vrucht zijner handelingen.
20 Gij, Die tekenen en wonderen gesteld hebt in Egypteland, tot op dezen dag, zo in Israel, als onder andere mensen, en hebt U een Naam gemaakt, als Hij is te dezen dage!
21 En hebt Uw volk Israel uit Egypteland uitgevoerd, door tekenen en door wonderen, en door een sterke hand, en door een uitgestrekten arm, en door grote verschrikking.
22 En hebt hun dit land gegeven, dat Gij hun vaderen gezworen hadt hun te zullen geven, een land vloeiende van melk en honig;
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.