Jeremia 4:6

6 Werpt de banier op naar Sion, vlucht met hopen, blijft niet staan! want Ik breng een kwaad aan van het noorden, en een grote breuk.

Jeremia 4:6 Meaning and Commentary

Jeremiah 4:6

Set up the standard toward Zion
Not on the tower of Zion, as Kimchi interprets it; but on some high place, pointing to Zion, and directing the country people to flee thither for safety; for the setting up of the standard here is not for enlisting of soldiers in order to fight, but as a sign of danger, and a direction where to flee from it: retire;
gather yourselves together in order to flee, as the word ^F16 is rendered in ( Isaiah 10:31 ) , though some render it, "be ye strengthened" {q}; take heart, and play the man; but this does not seem so agreeable to the context: stay not;
or, "stand not"; stand not in the place ye are in, but move from it in all haste, because of present danger: for I will bring evil from the north;
from Babylon, as Kimchi interprets it; which lay north to the land of Israel; and so designs the captivity Judah should be brought into there: and a great destruction
or, "breach" ^F18; which the Babylonians should make on the inhabitants of Judea and Jerusalem.

---

FOOTNOTES:

F16 (wzyeh) "congregate vos, [sub.] ad fugiendum", Vatablus; "confirmate vos [ad fugiendum]", Piscator.
F17 "Confortamini", V. L. "corroboramiui", Castalio; "agite viriliter", Munster.
F18 (rbv) "contritionem", Junius & Tremellius, Piscator; "confractionem", Cocceius.

Jeremia 4:6 In-Context

4 Besnijdt u den HEERE en doet weg de voorhuiden uwer harten, gij mannen van Juda en inwoners van Jeruzalem! opdat Mijner grimmigheid niet uitvare als een vuur, en brande, dat niemand blussen kunne, vanwege de boosheid uwer handelingen.

5 Verkondigt in Juda, en laat het horen te Jeruzalem, en zegt het; ja, blaast de bazuin in het land; roept met volle stem en zegt: Verzamelt ulieden, en laat ons ingaan in de vaste steden!

6 Werpt de banier op naar Sion, vlucht met hopen, blijft niet staan! want Ik breng een kwaad aan van het noorden, en een grote breuk.

7 De leeuw is opgekomen uit zijn haag, en de verderver der heidenen is opgetrokken, hij is uitgegaan uit zijn plaats, om uw land te stellen in verwoestingen; uw steden zullen verstoord worden, dat er niemand in wone.

8 Hierom, gordt zakken aan, bedrijft misbaar en huilt; want de hittigheid van des HEEREN toorn is niet van ons afgekeerd.