Jeremia 41:3

3 Ook sloeg Ismael al de Joden, die met hem, namelijk met Gedalia, te Mizpa waren, en de Chaldeen, de krijgslieden, die aldaar gevonden werden.

Jeremia 41:3 Meaning and Commentary

Jeremiah 41:3

Ishmael also slew all the Jews that were with him, [even] with
Gedaliah, at Mizpah
Not only those that were at table, but that were in the city also. Josephus ^F6 says, that having slain those that were at the feast with him, he went out in the night, and slew all the Jews in the city, and the soldiers that were left by the Babylonians in it; but this cannot be understood of all the individuals there, or of the main body of the people, for they were carried captive by him, ( Jeremiah 41:9 ) ; but of those that opposed him, or were able to avenge the death of their governor, and he might suspect would do it: and the Chaldeans that were found there, [and] the men of war;
or, "even the men of war" ^F7; this describes more particularly who they were that were slain, those of the Jews, and especially the Chaldeans, who were in military service; either the bodyguards of the governor, or the city guards, or both, whom Ishmael thought it advisable to cut off, lest they should fall upon him, and revenge the death of Gedaliah, and prevent his further designs.

---

FOOTNOTES:

F6 Antiqu. l. 10. c. 9. sect. 4.
F7 (hmxlmh yvna ta) "[inquam] viros belli", Schmidt; "bellatores scilicet", Piscator.

Jeremia 41:3 In-Context

1 Maar het geschiedde in de zevende maand, dat Ismael, de zoon van Nethanja, den zoon van Elisama, van koninklijken zade, en de oversten des konings, te weten tien mannen, met hem kwamen tot Gedalia, den zoon van Ahikam, te Mizpa; en zij aten aldaar brood te zamen, te Mizpa.

2 En Ismael, de zoon van Nethanja, maakte zich op, mitsgaders de tien mannen, die met hem waren, en zij sloegen Gedalia, den zoon van Ahikam, den zoon van Safan, met het zwaard; alzo doodde hij hem, dien de koning van Babel over het land gesteld had.

3 Ook sloeg Ismael al de Joden, die met hem, namelijk met Gedalia, te Mizpa waren, en de Chaldeen, de krijgslieden, die aldaar gevonden werden.

4 Het geschiedde nu op den tweeden dag, nadat hij Gedalia gedood had, en niemand het wist;

5 Zo kwamen er lieden van Sichem, van Silo, en van Samaria, tachtig man, hebbende den baard afgeschoren, en de klederen gescheurd, en zichzelven gesneden; en spijsoffer en wierook waren in hun hand, om ten huize des HEEREN te brengen.