Jeremia 44:5

5 Maar zij hebben niet gehoord, noch hun oor geneigd, om zich van hun boosheid te bekeren, dat zij anderen goden niet roken.

Jeremia 44:5 Meaning and Commentary

Jeremiah 44:5

But they hearkened not, nor inclined their ear
To the prophets sent unto them; to God by the prophets; to the words of his mouth, particularly to the above pathetic expostulation with them; at least, if they heard the words said, they did not attend unto them; they had not such an effect upon them, nor were they wrought upon by them, so as to turn from their wickedness, to burn no incense to other gods;
to turn from their sins in general, and from their idolatry in particular; one instance of which is given, and which is put for the whole of idolatrous worship.

Jeremia 44:5 In-Context

3 Vanwege hun boosheid, die zij gedaan hebben, om Mij te tergen, gaande om te roken en andere goden te dienen, die zij niet kenden, zij, gij, noch uw vaders.
4 En Ik heb tot u gezonden al Mijn knechten, de profeten, vroeg op zijnde en zendende, om te zeggen: Doet toch deze gruwelijke zaak niet, die Ik haat.
5 Maar zij hebben niet gehoord, noch hun oor geneigd, om zich van hun boosheid te bekeren, dat zij anderen goden niet roken.
6 Daarom is Mijn grimmigheid en Mijn toorn uitgestort, en heeft gebrand in de steden van Juda en in de straten van Jeruzalem; zodat zij tot eenzaamheid en tot verwoesting geworden zijn, gelijk het is te dezen dage.
7 En nu, zo zegt de HEERE, de God der heirscharen, de God Israels: Waarom doet gij zulk een groot kwaad tegen uw zielen, opdat gij u den man en de vrouw, het kind en den zuigeling uit het midden van Juda uitroeit, opdat gij u geen overblijfsel overlaat?
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.