Jeremia 47:3

3 Vanwege het geluid van het geklater der hoeven zijner sterke paarden, vanwege het geraas zijner wagenen, en het bulderen zijner raderen; de vaders zien niet om naar de kinderen, vanwege de slappigheid der handen;

Jeremia 47:3 Meaning and Commentary

Jeremiah 47:3

At the noise of the stamping of the hoofs of his strong
[horses]
The noise of the cavalry of Nebuchadnezzar's army, as they came marching on towards the country of the Philistines; who, being mounted on strong prancing horses, made a great noise as they came along, and were heard at a distance: at the rushing of his chariots, [and at] the rumbling, of his wheels;
the rattling and clatter the chariot wheels made; in which rode the chief officers and generals, with other mighty men: chariots were much used in war in those times: the fathers shall not look back to [their] children for feebleness of
hands;
they should be so frightened at the approach of the enemy, and flee with much precipitancy to provide for their own safety, that they should not think of their children, or stay to deliver and save them, the most near and dear unto them; being so terrified as not to be able to lift up their hands to defend themselves, and protect their children. The Targum is,

``the fathers shall not look back to have mercy on [their] children;''

in their fright should forget their natural affection to them, and not so much as look back with an eye of pity and compassion on them; so intent upon their own deliverance and safety.

Jeremia 47:3 In-Context

1 Het woord des HEEREN, dat tot den profeet Jeremia geschiedde, tegen de Filistijnen; eer dat Farao Gaza sloeg.

2 Zo zegt de HEERE: Ziet, wateren komen op van het noorden, en zullen worden tot een overlopende beek, en overlopen het land en de volheid van hetzelve, de stad en die daarin wonen; en de mensen zullen schreeuwen, en al de inwoners des lands zullen huilen;

3 Vanwege het geluid van het geklater der hoeven zijner sterke paarden, vanwege het geraas zijner wagenen, en het bulderen zijner raderen; de vaders zien niet om naar de kinderen, vanwege de slappigheid der handen;

4 Vanwege den dag, die er komt om alle Filistijnen te verstoren, om Tyrus en Sidon allen overgeblevenen helper af te snijden; want de HEERE zal de Filistijnen, het overblijfsel des eilands van Kafthor, verstoren.

5 Kaalheid is op Gaza gekomen; Askelon is uitgeroeid, met het overblijfsel huns dals; hoe lang zult gij uzelven insnijdingen maken?