Jona 1:13

13 Maar de mannen roeiden, om het schip weder te brengen aan het droge, doch zij konden niet; want de zee werd hoe langer hoe onstuimiger tegen hen.

Jona 1:13 Meaning and Commentary

Jonah 1:13

Nevertheless, the men rowed hard to bring [it] to the land,
but they could not
Or, "they digged" F12; that is, the waters of the sea with their oars; not by casting anchor, as Abendana; they used all their skill and exerted all their strength; they laboured with all their might and main, as a man digs in a pit; they ploughed the ocean, and furrowed the sea, as the Latins speak, but all in vain; they rowed against wind and tide; God, his purposes and providence, were against them; and it was not possible for them to make land, and get the ship ashore, which they were desirous of, to save the life of Jonah, as well as their own; for, seeing him penitent, they had compassion on him; his character and profession as a prophet, the gravity of the man, the sedateness of his countenance, his openness of mind, and his willingness to die, wrought greatly upon the men, that they would fain have saved him if they could; and perhaps being Heathens, and not knowing thoroughly the nature of his offence, might think he did not deserve to die; but all their endeavours to save him were to no purpose: for the sea wrought, and was tempestuous against them;
it grew more and more so; the storm beat right against them, and drove them back faster than they came; so that it was impossible to stand against it.


FOOTNOTES:

F12 (wrtxyw) "et fodiebant", Montanus, Calvin, Piscator, Tarnovius; "foderunt", Vatablus, Liveleus.

Jona 1:13 In-Context

11 Voorts zeiden zij tot hem: Wat zullen wij u doen, opdat de zee stil worde van ons? Want de zee werd hoe langer hoe onstuimiger.
12 En hij zeide tot hen: Neemt mij op, en werpt mij in de zee, zo zal de zee stil worden van ulieden; want ik weet, dat deze grote storm ulieden om mijnentwil over komt.
13 Maar de mannen roeiden, om het schip weder te brengen aan het droge, doch zij konden niet; want de zee werd hoe langer hoe onstuimiger tegen hen.
14 Toen riepen zij tot den HEERE, en zeiden: Och HEERE! laat ons toch niet vergaan om dezes mans ziel, en leg geen onschuldig bloed op ons; want Gij, HEERE! hebt gedaan, gelijk als het U heeft behaagd.
15 En zij namen Jona op, en wierpen hem in de zee. Toen stond de zee stil van haar verbolgenheid.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.