Jozua 14:13

13 Toen zegende hem Jozua, en hij gaf Kaleb, den zoon van Jefunne, Hebron ten erfdeel.

Jozua 14:13 Meaning and Commentary

Joshua 14:13

And Joshua blessed him
By granting him his request, congratulating him upon it, and praying for and wishing him success in his attempt to drive out the giants, and possess their country:

and gave unto Caleb, the son of Jephunneh, Hebron for an inheritance;
being satisfied of the justness of his suit, of its being the will of God, and the order of Moses, that he should have this for an inheritance, which he had heard himself, had knowledge of, and well remembered: this is to be understood not of the city of Hebron itself, for that was given to the Levites, and was a city of refuge, but the country round about in the fields and villages annexed to it, as appears from ( Joshua 21:12 ) .

Jozua 14:13 In-Context

11 Ik ben nog heden zo sterk, gelijk als ik was ten dage, toen Mozes mij uitzond; gelijk mijn kracht toen was, alzo is nu mijn kracht, tot den oorlog, en om uit te gaan, en om in te gaan.
12 En nu, geef mij dit gebergte, waarvan de HEERE te dien dage gesproken heeft; want gij hebt het te dienzelven dage gehoord, dat de Enakieten aldaar waren, en dat er grote vaste steden waren; of de HEERE met mij ware, dat ik hen verdreef, gelijk als de HEERE gesproken heeft.
13 Toen zegende hem Jozua, en hij gaf Kaleb, den zoon van Jefunne, Hebron ten erfdeel.
14 Daarom werd Hebron aan Kaleb, den zoon van Jefunne, den Keneziet, ten erfdeel tot op dezen dag; omdat hij volhard had den HEERE, den God Israels, na te volgen.
15 De naam nu van Hebron was eertijds Kirjath-Arba, die een groot mens geweest is onder de Enakieten. En het land rustte van den krijg.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.