Jozua 19:26

26 En Allammelech, en Am-ad, en Mis-al; en zij reikt aan Karmel westwaarts, en aan Sichor-Libnath;

Jozua 19:26 Meaning and Commentary

Joshua 19:26

And Alammelech, and Amad
Of the two first of these there is no mention elsewhere;

and Misheal
is the same with Mashal, ( 1 Chronicles 6:74 ) ; and is by Jerom

---

FOOTNOTES:

F12 called Masan, and said to be near Carmel to the sea:

and reacheth to Carmel westward;
or, "to the sea", as Carmel is called "Carmel by the sea", (See Gill on Jeremiah 46:18): it is hereby distinguished from Carmel in the tribe of Judah, ( Joshua 15:55 ) ; (Pliny ^F13 calls it a promontory):

and to Shihorlibnath;
the Vulgate Latin and Septuagint versions make two places of it: but the sum of the cities after given will not admit of it: more rightly Junius renders it Sihor by Libhath, and takes Sihor to be the river Belus, or Pagidus; so called either because of its likeness to the Nile, one of whose names is Sihor, ( Jeremiah 2:18 ) ; or because its waters might be black and muddy; it was the river out of which sand was fetched to make glass of: and Libnath, which has its name from whiteness, the same writer thinks may be the Album Promontorium, or white promontory of Pliny ^F14, which he places near Ptolemais, between Ecdippa and Tyre, and is very probable.

F12 De loc. Heb. fol. 93. E.
F13 Ut supra. (Nat. Hist. l. 5. c. 19.)
F14 Ibid.

Jozua 19:26 In-Context

24 Toen ging het vijfde lot voor den stam der kinderen van Aser uit, naar hun huisgezinnen.

25 En hun landpale was Helkath, en Hali, en Beten, en Achsaf,

26 En Allammelech, en Am-ad, en Mis-al; en zij reikt aan Karmel westwaarts, en aan Sichor-Libnath;

27 En wendt zich tegen den opgang der zon naar Beth-Dagon, en reikt aan Zebulon, en aan het dal Jiftha-El noordwaarts naar Beth-Emek, en Nehiel, en komt uit tot Kabul ter linkerhand;

28 En Ebron, en Rehob, en Hammon, en Kana, tot aan groot Sidon.