Jozua 24:14

14 En nu, vreest den HEERE, en dient Hem in oprechtheid en in waarheid; en doet weg de goden, die uw vaders gediend hebben, aan gene zijde der rivier, en in Egypte; en dient den HEERE.

Jozua 24:14 Meaning and Commentary

Joshua 24:14

Now therefore fear the Lord
Since he has done such great and good things, fear the Lord and his goodness, fear him for his goodness sake; nothing so influences fear, or a reverential affection for God, as a sense of his goodness; this engages men sensible of it to fear the Lord, that is, to worship him both internally and externally in the exercise of every grace, and in the performance of every duty:

and serve him in sincerity and in truth:
in the uprightness of their souls, without hypocrisy and deceit, and according to the truth of his word, and of his mind and will revealed in it, without any mixture of superstition and will worship, or of the commands and inventions of men:

and put away the gods which your fathers served on the other side of
the flood, and in Egypt;
that is, express an abhorrence of them, and keep at a distance from them, and show that you are far from giving in to such idolatries your ancestors were guilty of, when they lived on the other side Euphrates, in Chaldea, or when they were sojourners in Egypt; for it cannot be thought that the Israelites were at this time guilty of such gross idolatry, at least openly, since Joshua had bore such a testimony of them, that they had cleaved to the Lord unto that day, ( Joshua 23:8 ) ; and their zeal against the two tribes and a half, on suspicion of idolatry, or of going into it, is a proof of it also:

and serve ye the Lord:
and him only.

Jozua 24:14 In-Context

12 En Ik zond horzelen voor u heen; die dreven hen weg van ulieder aangezicht, gelijk de beide koningen der Amorieten, niet door uw zwaard, noch door uw boog.

13 Dus heb Ik u een land gegeven, waaraan gij niet gearbeid hebt, en steden, die gij niet gebouwd hebt, en gij woont in dezelve; gij eet van de wijngaarden en olijfbomen, die gij niet geplant hebt.

14 En nu, vreest den HEERE, en dient Hem in oprechtheid en in waarheid; en doet weg de goden, die uw vaders gediend hebben, aan gene zijde der rivier, en in Egypte; en dient den HEERE.

15 Doch zo het kwaad is in uw ogen den HEERE te dienen, kiest u heden, wien gij dienen zult; hetzij de goden, welke uw vaders, die aan de andere zijde der rivier waren, gediend hebben, of de goden der Amorieten, in welker land gij woont; maar aangaande mij, en mijn huis, wij zullen den HEERE dienen!

16 Toen antwoordde het volk en zeide: Het zij verre van ons, dat wij den HEERE verlaten zouden, om andere goden te dienen.