Jozua 24:17

17 Want de HEERE is onze God; Hij is het, Die ons en onze vaderen uit het land van Egypte, uit het diensthuis heeft opgebracht, en Die deze grote tekenen voor onze ogen gedaan heeft, en ons bewaard heeft op al den weg, door welken wij getogen zijn, en onder alle volken, door welker midden wij getrokken zijn.

Jozua 24:17 Meaning and Commentary

Joshua 24:17

For the Lord our God, he [it is] that brought us up and our
fathers, out of the land of Egypt
When Pharaoh, the king of it, refused to let them go, yet he wrought such wonders in it and inflicted such plagues on it, as obliged Pharaoh and his people to dismiss them:

from the house of bondage:
where they were held in the greatest thraldom and slavery, and their lives made bitter and miserable:

and which did those great signs in our sight;
meaning the wonders and marvellous things wrought before Pharaoh and his people, and in the sight of Israel, ( Psalms 78:11 Psalms 78:43 ) ; though Abarbinel is of opinion it refers to what had been done in their sight of late in the land of Canaan, as the dividing of the waters of Jordan, the fall of the walls of Jericho, the standing still of the sun in Gibeon; but this seems not so well to agree with what follows:

and preserved us in all the way wherein we went:
in the wilderness from serpents and scorpions, and beasts of prey, and from all dangers from every quarter:

and among all the people through whom we passed;
through whose borders they passed, as the Edomites, Moabites, and Amorites; though the above writer seems to understand it of preservation from the dangers of their enemies in the land of Canaan.

Jozua 24:17 In-Context

15 Doch zo het kwaad is in uw ogen den HEERE te dienen, kiest u heden, wien gij dienen zult; hetzij de goden, welke uw vaders, die aan de andere zijde der rivier waren, gediend hebben, of de goden der Amorieten, in welker land gij woont; maar aangaande mij, en mijn huis, wij zullen den HEERE dienen!

16 Toen antwoordde het volk en zeide: Het zij verre van ons, dat wij den HEERE verlaten zouden, om andere goden te dienen.

17 Want de HEERE is onze God; Hij is het, Die ons en onze vaderen uit het land van Egypte, uit het diensthuis heeft opgebracht, en Die deze grote tekenen voor onze ogen gedaan heeft, en ons bewaard heeft op al den weg, door welken wij getogen zijn, en onder alle volken, door welker midden wij getrokken zijn.

18 En de HEERE heeft voor ons aangezicht uitgestoten al die volken, zelfs den Amoriet, inwoner des lands. Wij zullen ook den HEERE dienen, want Hij is onze God.

19 Toen zeide Jozua tot het volk: Gij zult den HEERE niet kunnen dienen, want Hij is een heilig God; Hij is een ijverig God; Hij zal uw overtredingen en uw zonden niet vergeven.