Jozua 9:17

17 Want toen de kinderen Israels voorttogen, zo kwamen zij ten derden dage aan hun steden; hun steden nu waren Gibeon, en Chefira, en Beeroth, en Kirjath-Jearim.

Jozua 9:17 Meaning and Commentary

Joshua 9:17

And the children of Israel journeyed
Not the whole camp, for that still remained at Gilgal, and continued there until the Gibeonites in distress sent to them for assistance in virtue of the league, as appears from the following chapter; but a party of them, who were sent along with some of the princes, to know the truth whether the Gibeonites were their neighbours or not, as had been reported to them:

and came unto their cities on the third day;
not on the third day from their setting out on their journey, for it was but one night's march from Gilgal to them, ( Joshua 10:9 ) ; but on the third day from the making of the league; it is very probable it was early on the third day they heard of their being their neighbours, upon which a party was sent out at once to know the truth of it, who arrived thither the same day:

now their cities [were] Gibeon and Chephirah, and Beeroth and
Kirjathjearim;
Gibeon was the metropolis, and the other three were subject to it; the three first fell to the lot of Benjamin, and the last to the tribe of Judah; we shall meet with them again in the lots of the several tribes, in ( Joshua 15:60 ) ( Joshua 18:25 Joshua 18:26 ) .

Jozua 9:17 In-Context

15 En Jozua maakte vrede met hen, en hij maakte een verbond met hen, dat hij hen bij het leven behouden zoude; en de oversten der vergadering zwoeren hun.

16 En het geschiedde ten einde van drie dagen, nadat zij het verbond met hen gemaakt hadden, zo hoorden zij, dat zij hun naburen waren, en dat zij in het midden van hen waren wonende.

17 Want toen de kinderen Israels voorttogen, zo kwamen zij ten derden dage aan hun steden; hun steden nu waren Gibeon, en Chefira, en Beeroth, en Kirjath-Jearim.

18 En de kinderen Israels sloegen ze niet, omdat de oversten der vergadering hun gezworen hadden bij den HEERE, den God Israels; daarom murmureerde de ganse vergadering tegen de oversten.

19 Toen zeiden al de oversten tot de ganse vergadering: Wij hebben hun gezworen bij den HEERE, den God Israels; daarom kunnen wij hen niet aantasten.