Jozua 9:4

4 Zo handelden zij ook arglistiglijk, en gingen heen, en veinsden zich gezanten te zijn, en zij namen oude zakken op hun ezels, en oude en gescheurde, en samengebonden lederen wijnzakken;

Jozua 9:4 Meaning and Commentary

Joshua 9:4

And they did work wilily
Acted craftily, dealt in much cunning and subtlety; our version leaves out a very emphatic word, "also"; they also, as well as other nations, acted a cunning part, but in a different way; they did not enter into consultations and alliances with others, how to defend themselves, but made use of a stratagem to make peace, and enter into a league with Israel; or also as the Israelites had done, either as Simeon and Levi had dealt craftily with the Shechemites, who were Hivites, ( Genesis 34:2 Genesis 34:13 ) ; so now the Gibeonites, who also were Hivites, ( Joshua 9:7 ) ; wrought in a wily and crafty manner with them, so Jarchi; or as the Israelites had lately done in the affair of Ai:

and went and made as if they had been ambassadors:
from some states in a foreign country, sent on an embassy to the people of Israel, to compliment them on their successes, and to enter into alliance with them, which they thought would be pleasing and acceptable to them; the Targum is,

``they prepared food,''

which they took with them for their journey; and so the Septuagint, Vulgate Latin, Syriac, and Arabic versions:

and took old sacks upon their asses:
in which they put, their provisions:

and wine bottles, old, and rent, and bound up:
not made of glass, as ours usually are, but of the skins of beasts, as the bottles in the eastern countries commonly were; which in time grew old, and were rent and burst, and they were obliged to mend them, and bind them up, that they might hold together, and retain the liquor put into them, see ( Matthew 9:17 ) .

Jozua 9:4 In-Context

2 Zo vergaderden zij zich samen, om tegen Jozua en tegen Israel te krijgen, eenmoediglijk.

3 Als de inwoners te Gibeon hoorden, wat Jozua met Jericho en met Ai gedaan had,

4 Zo handelden zij ook arglistiglijk, en gingen heen, en veinsden zich gezanten te zijn, en zij namen oude zakken op hun ezels, en oude en gescheurde, en samengebonden lederen wijnzakken;

5 Ook oude en bevlekte schoenen aan hun voeten, en zij hadden oude klederen aan, en al het brood, dat zij op hun reize hadden, was droog en beschimmeld.

6 En zij gingen tot Jozua in het leger te Gilgal, en zij zeiden tot hem en tot de mannen van Israel: Wij zijn gekomen uit een ver land, zo maakt nu een verbond met ons.