Klaagliederen 4:4

4 Daleth. De tong van het zoogkind kleeft aan zijn gehemelte van dorst; de kinderkens eisen brood, er is niemand, die het hun mededeelt.

Klaagliederen 4:4 Meaning and Commentary

Lamentations 4:4

The tongue of the sucking child cleaveth to the roof of his
mouth for thirst
Through want of the milk of the breast, which is both food and drink unto it: the young children ask bread;
of their parents as usual, not knowing how the case was, that there was a famine in the city; these are such as were more grown, were weaned from the milk, and drawn from the breasts, and lived on other food, and were capable of asking for it: [and] no man breaketh [it] unto them:
distributes unto them, or gives them a piece of bread; not father, friend, or any other person; it not being in their power to do it, they having none for themselves.

Klaagliederen 4:4 In-Context

2 Beth. De kostelijke kinderen Sions, tegen fijn goud geschat, hoe zijn zij nu gelijk gerekend aan de aarden flessen, het werk van de handen eens pottenbakkers!
3 Gimel. Zelfs laten de zeekalveren de borsten neder, zij zogen hun welpen; maar de dochter mijns volks is als een wrede geworden, gelijk de struisen in de woestijn.
4 Daleth. De tong van het zoogkind kleeft aan zijn gehemelte van dorst; de kinderkens eisen brood, er is niemand, die het hun mededeelt.
5 He. Die lekkernijen aten, versmachten nu op de straten; die in karmozijn opgetrokken zijn, omhelzen den drek.
6 Vau. En de ongerechtigheid der dochter mijns volks is groter dan de zonden van Sodom, dat als in een ogenblik omgekeerd werd, en geen handen hadden arbeid over haar.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.