Leviticus 14:33

33 Verder sprak de HEERE tot Mozes en tot Aaron, zeggende:

Leviticus 14:33 Meaning and Commentary

Leviticus 14:33

And the Lord spake unto Moses and unto Aaron
At the same time as the above laws were delivered concerning the leper, and the cleansing of him, or however immediately upon that; the affair of the leprosy of houses being what belonged to the priest to examine into and cleanse from: saying;
as follows.

Leviticus 14:33 In-Context

31 Van hetgeen zijn hand bereikt zal hebben, zal het een ten zondoffer, en het een ten brandoffer zijn, boven het spijsoffer; zo zal de priester voor hem, die te reinigen is, verzoening doen voor het aangezicht des HEEREN.
32 Dit is de wet desgenen, in wien de plaag der melaatsheid zal zijn, wiens hand in zijn reiniging dat niet bereikt zal hebben.
33 Verder sprak de HEERE tot Mozes en tot Aaron, zeggende:
34 Als gij zult gekomen zijn in het land van Kanaan, hetwelk Ik u tot bezitting geven zal, en Ik de plaag der melaatsheid aan een huis van dat land uwer bezitting zal gegeven hebben;
35 Zo zal hij, van wien dat huis is, komen, en den priester te kennen geven, zeggende: Het schijnt mij, alsof er een plaag in het huis ware.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.