Leviticus 15:18

18 Mitsgaders de vrouw, als een man met het zaad des bijliggens bij haar gelegen zal hebben; daarom zullen zij zich met water baden, en onrein zijn tot aan den avond.

Leviticus 15:18 Meaning and Commentary

Leviticus 15:18

The woman also with whom man shall lie [with] seed of
copulation
It seems to respect any congress of a man and woman, whether in fornication or adultery, or lawful marriage, and particularly the latter; for though marriage is honourable and holy, and carnal copulation in itself lawful, yet such is the sinfulness of nature, that as no act is performed without pollution, so neither that of generation, and by which the corruption of nature is propagated, and therefore required a ceremonial cleansing: they shall [both] bathe [themselves] in water, and be unclean until
the even;
so Herodotus ^F6 reports, that as often as a Babylonian man lay with his wife, he had used to sit by consecrated incense, and the woman did the same: and in the morning they were both washed, and did not touch any vessel before they had washed themselves; and he says the Arabians did the like: and the same historian relates ^F7 of the Egyptians, that they never go into their temples from their wives unwashed; see ( Exodus 19:15 ) ( 1 Samuel 21:4 ) .

---

FOOTNOTES:

F6 Clio, sive, l. 1. c. 198.
F7 Euterpe, sive, l. 2. c. 64.

Leviticus 15:18 In-Context

16 Verder een man, als van hem het zaad des bijliggens zal uitgegaan zijn, die zal zijn ganse vlees met water baden, en onrein zijn tot aan den avond.

17 Ook alle kleed, en alle vel, aan hetwelk het zaad des bijliggens wezen zal, dat zal met water gewassen worden, en onrein zijn tot aan den avond.

18 Mitsgaders de vrouw, als een man met het zaad des bijliggens bij haar gelegen zal hebben; daarom zullen zij zich met water baden, en onrein zijn tot aan den avond.

19 Maar als een vrouw vloeiende zijn zal, zijnde haar vloed van bloed in haar vlees, zo zal zij zeven dagen in haar afzondering zijn; en al wie haar aanroert, zal onrein zijn tot aan den avond.

20 En al hetgeen, waarop zij in haar afzondering zal gelegen hebben, zal onrein zijn; mitsgaders alles, waarop zij zal gezeten hebben, zal onrein zijn.