Leviticus 18:28

28 Dat u dat land niet uitspuwe, als gij hetzelve zult verontreinigd hebben; gelijk als het het volk, dat voor u was, uitgespuwd heeft.

Leviticus 18:28 Meaning and Commentary

Leviticus 18:28

That the land spew not you out also, when ye defile it
By sinning on it, and so rendering it obnoxious to the curse of God, as the whole earth originally was for the sin of man; and so be cast out of it, as Adam was out of paradise, and as the Israelites might expect to be cast out of Canaan, as the old inhabitants of it had been: as it spewed out the nations that [were] before you;
which for the certainty of it is spoken of as done, though it was as yet future; and what the Lord did is ascribed to the land, the more to aggravate their crying sins and abominations, for which the land mourned, and which it could not bear.

Leviticus 18:28 In-Context

26 Maar gij zult Mijn inzettingen en Mijn rechten onderhouden, en van al die gruwelen niets doen, inboorling noch vreemdeling, die in het midden van u als vreemdeling verkeert.
27 Want de lieden dezes lands, die voor u geweest zijn, hebben al deze gruwelen gedaan; en het land is onrein geworden.
28 Dat u dat land niet uitspuwe, als gij hetzelve zult verontreinigd hebben; gelijk als het het volk, dat voor u was, uitgespuwd heeft.
29 Want al wie enige van deze gruwelen doen zal, die zielen, die ze doen, zullen uit het midden van haar volk uitgeroeid worden.
30 Daarom zult gij Mijn bevel onderhouden, dat gij niet doet van die gruwelijke inzettingen, die voor u zijn gedaan geweest, en u daarmede niet verontreinigt; Ik ben de HEERE, uw God!
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.