Leviticus 26:2-12

2 Mijn sabbatten zult gij houden, en Mijn heiligdommen zult gij vrezen; Ik ben de HEERE!
3 Indien gij in Mijn inzettingen wandelen, en Mijn geboden houden, en die doen zult;
4 Zo zal Ik uw regens geven op hun tijd; en het land zal zijn inkomst geven, en het geboomte des velds zal zijn vrucht geven;
5 En de dorstijd zal u reiken tot den wijnoogst, en de wijnoogst zal reiken tot den zaaitijd; en gij zult uw brood eten tot verzadiging toe, en gij zult zeker in uw land wonen.
6 Ook zal Ik vrede geven in het land, dat gij zult te slapen liggen, en niemand zij, die verschrikke; en Ik zal het boos gedierte uit het land doen ophouden, en het zwaard zal door uw land niet doorgaan.
7 En gij zult uw vijanden vervolgen; en zij zullen voor uw aangezicht door het zwaard vallen.
8 Vijf uit u zullen honderd vervolgen, en honderd uit u zullen tien duizend vervolgen; en uw vijanden zullen voor uw aangezicht door het zwaard vallen.
9 En Ik zal Mij tot u wenden, en zal u vruchtbaar maken, en u vermenigvuldigen; en Mijn verbond zal Ik met u bevestigen.
10 En gij zult het oude, dat verouderd is, eten; en het oude zult gij vanwege het nieuwe uitbrengen.
11 En Ik zal Mijn tabernakel in het midden van u zetten; en Mijn ziel zal van u niet walgen.
12 En Ik zal in het midden van u wandelen, en zal u tot een God zijn, en gij zult Mij tot een volk zijn.

Leviticus 26:2-12 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO LEVITICUS 26

In this chapter, after a repetition of some laws against idolatry, and concerning keeping sabbaths, and reverencing the sanctuary of God, Le 26:1,2; in order to encourage the Israelites to keep the various statutes and commandments in this book, and in the preceding, many promises are made of plenty, and peace, and safety from enemies, and of the presence of God with them, Le 26:3-13; and on the contrary, to such as should despise and break his commandments, the most grievous things are threatened, as diseases of body, destruction by their enemies, barrenness and unfruitfulness of land, the sore judgments of wild beasts, famine, sword, and pestilence, Le 26:14-39; and yet after all, when they should confess their sins, and were humbled for them, the Lord promises to remember the covenant he made with their ancestors, and would deal kindly with them, and not cast them away, and utterly destroy them, Le 26:40-46.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.