Mattheüs 24:32

32 En leert van den vijgeboom deze gelijkenis: wanneer zijn tak nu teder wordt, en de bladeren uitspruiten, zo weet gij, dat de zomer nabij is.

Mattheüs 24:32 Meaning and Commentary

Matthew 24:32

Now learn a parable of the fig tree
Take a similitude, or comparison from the fig tree, which was a tree well known in Judea; and the putting forth of its branches, leaves, and fruit, fell under the observation of everyone: when its branch is yet tender;
through the influence of the sun, and the motion of the sap, which was bound up, and congealed in the winter season: and putteth forth leaves;
from the tender branches, which swell, and open, and put forth buds, leaves, and fruit: ye know the summer is nigh;
spring being already come: the fig tree putting forth her green figs, is a sign that the winter is past, the spring is come, and summer is at hand; see ( Song of Solomon 2:11 Song of Solomon 2:13 ) .

Mattheüs 24:32 In-Context

30 En alsdan zal in den hemel verschijnen het teken van den Zoon des mensen; en dan zullen al de geslachten der aarde wenen, en zullen den Zoon des mensen zien, komende op de wolken des hemels, met grote kracht en heerlijkheid.
31 En Hij zal Zijn engelen uitzenden met een bazuin van groot geluid, en zij zullen Zijn uitverkorenen bijeenvergaderen uit de vier winden, van het ene uiterste der hemelen tot het andere uiterste derzelve.
32 En leert van den vijgeboom deze gelijkenis: wanneer zijn tak nu teder wordt, en de bladeren uitspruiten, zo weet gij, dat de zomer nabij is.
33 Alzo ook gijlieden, wanneer gij al deze dingen zult zien, zo weet, dat het nabij is, voor de deur.
34 Voorwaar, Ik zeg u: Dit geslacht zal geenszins voorbijgaan, totdat al deze dingen zullen geschied zijn.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.