Mattheüs 27:30

30 En op Hem gespogen hebbende, namen zij de rietstok en sloegen op Zijn hoofd.

Mattheüs 27:30 Meaning and Commentary

Matthew 27:30

And they spit upon him
The Syriac and Persic versions add, "upon his face", which he did not hide from spitting; see ( Isaiah 1:6 ) , and so what with sweat, by being hurried from place to place, and with blood trickling down from his temples, scratched with thorns, and with the spittle of these filthy soldiers, his visage was more marred than any man's, and his form than the sons of men, ( Isaiah 52:14 ) .

And took the reed,
or "cane", which was put into his right hand,

and smote him on the head;
whereby they drove the sharp points of the thorns into it, which must give him inexpressible pain and torture.

Mattheüs 27:30 In-Context

28 En als zij Hem ontkleed hadden, deden zij Hem een purperen mantel om;
29 En een kroon van doornen gevlochten hebbende, zetten die op Zijn hoofd, en een rietstok in Zijn rechter hand; en vallende op hun knieen voor Hem, bespotten zij Hem, zeggende: Wees gegroet, Gij Koning der Joden!
30 En op Hem gespogen hebbende, namen zij de rietstok en sloegen op Zijn hoofd.
31 En toen zij Hem bespot hadden, deden zij Hem den mantel af, en deden Hem Zijn klederen aan, en leidden Hem heen om te kruisigen.
32 En uitgaande, vonden zij een man van Cyrene, met name Simon; deze dwongen zij, dat hij Zijn kruis droeg.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.