Micha 7:13

13 Maar dit land zal worden tot een verwoesting, zijner inwoners halve, vanwege de vrucht hunner handelingen.

Micha 7:13 Meaning and Commentary

Micah 7:13

Notwithstanding the land shall be desolate
Not the land of Chaldea, as some; or the land of the nations, as Jarchi and Kimchi; but the land of Israel. That part of it, which was possessed by the ten tribes, was made desolate by Shalmaneser king of Assyria; and that which was inhabited by the two tribes, by Nebuchadnezzar king of Babylon; and this desolation was to be, "notwithstanding" the above prophecies, and prior to the fulfilment of them. So some render the words, as in the margin of our Bibles "after the land hath been desolate" F7; and it is observed, partly to prevent wicked men promising themselves impunity from the above prophecies; and partly to prevent despair in good men, when such a desolation should be made. And then again it was made desolate by the Romans, previous to the spread and establishment of the church of Christ, by the success of the Gospel in the Gentile world, in the first times of it; and by the conversion of the Jews, and bringing in the fulness of the Gentiles, in, he last times of it; because of them that dwell therein, for the fruit of their doings:
because of the sins of the inhabitants of the land of Israel: the desolation made by the kings of Assyria and Babylon was for the idolatry of Israel and Judah, and other sins; and the desolation made by the Romans for the Jews rejection of the Messiah.


FOOTNOTES:

F7 (hmmvl Urah htyhw) "postquam fuerit haec terra desolationi", Junius & Tremellius, Piscator, Tarnovius, Drusius.

Micha 7:13 In-Context

11 Ten dage als Hij uw muren zal herbouwen, te dien dage zal het besluit verre heengaan.
12 Te dien dage zal het ook komen tot u toe, van Assur af, zelfs tot de vaste steden toe; en van de vestingen tot aan de rivier, en van zee tot zee, en van gebergte tot gebergte.
13 Maar dit land zal worden tot een verwoesting, zijner inwoners halve, vanwege de vrucht hunner handelingen.
14 Gij dan, weid Uw volk met Uw staf, de kudde Uwer erfenis, die alleen woont, in het woud, in het midden van een vruchtbaar land; laat ze weiden in Basan en Gilead, als in de dagen van ouds.
15 Ik zal haar wonderen doen zien, als in de dagen, toen gij uit Egypteland uittoogt.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.