Nehemia 2:4

4 En de koning zeide tot mij: Wat verzoekt gij nu? Toen bad ik tot God van den hemel.

Nehemia 2:4 Meaning and Commentary

Nehemiah 2:4

Then the king said unto me, for what dost thou make request?
&c.] The king supposed that there was a meaning in those looks and words of his, that he had a favour to ask of him, and therefore encourages him to it; or the king of himself moved this, as being desirous of doing anything for him he would propose, to make him easy:

so I prayed to the God of heaven;
secretly, in an ejaculatory way, giving him thanks for thus disposing the king's heart towards him, and entreating he might be directed what to ask, and in a proper manner, and that he might succeed.

Nehemia 2:4 In-Context

2 Zo zeide de koning tot mij: Waarom is uw aangezicht treurig, zo gij toch niet krank zijt? Dit is niet dan treurigheid des harten. Toen vreesde ik gans zeer.
3 En ik zeide tot de koning: De koning leve in eeuwigheid! Hoe zou mijn aangezicht niet treurig zijn, daar de stad, de plaats der begravenissen mijner vaderen, woest is, en haar poorten met vuur verteerd zijn?
4 En de koning zeide tot mij: Wat verzoekt gij nu? Toen bad ik tot God van den hemel.
5 En ik zeide tot den koning: Zo het den koning goeddunkt, en zo uw knecht voor uw aangezicht aangenaam is, dat gij mij zendt naar Juda, naar de stad der begravenissen mijner vaderen, dat ik ze bouwe.
6 Toen zeide de koning tot mij, daar de koningin nevens hem zat: Hoe lang zal uw reis wezen, en wanneer zult gij wederkomen? En het behaagde den koning, dat hij mij zond, als ik hem zekeren tijd gesteld had.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.