Nehemia 3:26

26 De Nethinim nu, die in Ofel woonden, tot tegenover de Waterpoort aan het oosten, en den uitstekenden toren.

Nehemia 3:26 Meaning and Commentary

Nehemiah 3:26

Moreover, the Nethinims dwelt in Ophel
An high tower upon the wait, in this part of it, see ( 2 Chronicles 27:3 ) , these were servants to the Levites, and repaired here, where their dwellings were:

unto the place over against the water gate toward the east:
and as one part of their work was to fetch water for the temple, they were here very properly situated; it led to the king's garden, the valley of Jehoshaphat, and from thence a plain way to Bethany:

and the tower that lieth out;
from the wall.

Nehemia 3:26 In-Context

24 Na hem verbeterde Binnui, de zoon van Henadad, een ander maat; van het huis van Azarja tot aan den hoek en tot aan het punt;
25 Palal, de zoon van Uzai, tegen den hoek, en den hogen toren over, die van des konings huis uitsteekt, die bij den voorhof der gevangenis is; na hem Pedaja, de zoon van Paros;
26 De Nethinim nu, die in Ofel woonden, tot tegenover de Waterpoort aan het oosten, en den uitstekenden toren.
27 Daarna verbeterden de Thekoieten een ander maat; tegenover den groten uitstekenden toren, en tot aan den muur van Ofel.
28 Van boven de Paardenpoort verbeterden de priesteren, een iegelijk tegenover zijn huis.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.