Numberi 8:10

10 Ja, gij zult de Levieten voor het aangezicht des HEEREN doen naderen; en de kinderen Israels zullen hun handen op de Levieten leggen.

Numberi 8:10 Meaning and Commentary

Numbers 8:10

And thou shalt bring the Levites before the Lord
From the door of the tabernacle, to the altar of burnt offering, where the Lord was in some sense present to accept the sacrifices offered to him:

and the children of Israel shall put their hands upon the Levites;
as were used to be put upon sacrifices, for the Levites were themselves offered for an offering of the children of Israel, as is expressed in ( Numbers 8:11 ) ; by which rite they signified that they voluntarily parted with them, and gave them up to the Lord, and transferred their service to them, in which they were to serve in their room and stead; these, according to some Jewish writers, were the firstborn of Israel that laid their hands on the Levites, a type of the general assembly and church of the firstborn; or rather the princes and heads of the tribes, who represented the whole body. Some think by this rite is signified the consent of the people in the designation and appointment of the ministers of the word to their work and office; but what in the New Testament seems to answer to this is, the laying of the hands of the presbytery on ministers of the word, ( 1 Timothy 4:14 ) .

Numberi 8:10 In-Context

8 Daarna zullen zij nemen een var, een jong rund, met zijn spijsoffer van meelbloem, met olie gemengd; en een anderen var, een jong rund, zult gij nemen ten zondoffer.

9 En gij zult de Levieten voor de tent der samenkomst doen naderen; en gij zult de gehele vergadering der kinderen Israels doen verzamelen.

10 Ja, gij zult de Levieten voor het aangezicht des HEEREN doen naderen; en de kinderen Israels zullen hun handen op de Levieten leggen.

11 En Aaron zal de Levieten bewegen ten beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN, vanwege de kinderen Israels; opdat zij zijn, om den dienst des HEEREN te bedienen.

12 En de Levieten zullen hun handen op het hoofd der varren leggen; daarna bereidt gij een ten zondoffer, en een ten brandoffer den HEERE, om over de Levieten verzoening te doen.