Obadja 1:9

9 Ook zullen uw helden, o Theman! versaagd zijn; opdat een ieder uit Ezau's gebergte door den moord worde uitgeroeid.

Obadja 1:9 Meaning and Commentary

Obadiah 1:9

And thy mighty [men], O Teman, shall be dismayed
Teman was one part of the country of Edom, so called from Teman, a son of Eliphaz, and grandson of Esau, ( Genesis 36:11 ) ; and which it seems had been famous for men of might and courage: it abounded with brave officers, and courageous soldiers, who should now be quite dispirited, and have no heart to go out against the enemy; and, instead of defending their country, should throw away their arms, and run away in a fright. The Targum and Vulgate Latin version render it,

``thy mighty men that inhabit the south;''

or are on the south, the southern part of Edom, and so lay farthest off from the Chaldeans, who came from the north; yet these should be at once intimidated upon the rumour of their approach and invasion: to the end that even one of the mount of Esau may be cut by slaughter;
that so there might be none to resist and stop the enemy, or defend their country; but that all might fall by the sword of the enemy, and none be left, even every mighty man, as Jarchi interprets it, through the greatness of the slaughter that should be made.

Obadja 1:9 In-Context

7 Al uw bondgenoten hebben u tot aan de landpale uitgeleid; uw vredegenoten hebben u bedrogen, zij hebben u overmocht; die uw brood eten zullen een gezwel onder u zetten, er is geen verstand in hem.

8 Zal het niet te dien dage zijn, spreekt de HEERE, dat Ik de wijzen uit Edom, en het verstand uit Ezau's gebergte zal doen vergaan?

9 Ook zullen uw helden, o Theman! versaagd zijn; opdat een ieder uit Ezau's gebergte door den moord worde uitgeroeid.

10 Om het geweld, begaan aan uw broeder Jakob, zal schaamte u bedekken; en gij zult uitgeroeid worden in eeuwigheid.

11 Ten dage als gij tegenover stondt, ten dage als de uitlanders zijn heir gevangen voerden, en de vreemden tot zijn poorten introkken, en over Jeruzalem het lot wierpen, waart gij ook als een van hen.