Ruth 3:16

16 Zij nu kwam tot haar schoonmoeder, dewelke zeide: Wie zijt gij, mijn dochter? En zij verhaalde haar alles, wat die man haar gedaan had.

Ruth 3:16 Meaning and Commentary

Ruth 3:16

And when she came to her mother in law
To Naomi, in Bethlehem:

she said, who art thou, my daughter?
it being near dusk, she could not discern her, or perhaps she put the question before she opened the door and saw her; though one would think, if Ruth had called to her, she would have known her voice: rather therefore the particle may be rendered, "what" or "how" ^F3, instead of "who"; and the sense be, what had befallen her? what success had she had? how had things gone with her? was she married or not? or rather, had she got a promise of it? or was it likely that she should be married? with which the answer agrees:

and she told her all that the man had done to her;
what kindness he had shown her, what promises he had made to her, that either he, or a nearer kinsman, would marry her, and redeem her husband's estate.

---

FOOTNOTES:

F3 (ta ym) "quid egisti?" V. L. "quid tibi?" Tigurine version; so R. Jonah in Aben Ezra, & Abendana in loc. "quomodo tu filia mea?" Nold. p. 602. No. 1626.

Ruth 3:16 In-Context

14 Alzo lag zij neder aan zijn voetdeksel tot den morgen toe; en zij stond op, eer dat de een den ander kennen kon; want hij zeide: Het worde niet bekend, dat een vrouw op den dorsvloer gekomen is.

15 Voorts zeide hij: Lang den sluier, die op u is, en houd dien; en zij hield hem; en hij mat zes maten gerst, en legde ze op haar; daarna ging hij in de stad.

16 Zij nu kwam tot haar schoonmoeder, dewelke zeide: Wie zijt gij, mijn dochter? En zij verhaalde haar alles, wat die man haar gedaan had.

17 Ook zeide zij: Deze zes maten gerst heeft hij mij gegeven; want hij zeide tot mij: Kom niet ledig tot uw schoonmoeder.

18 Toen zeide zij: Zit stil, mijn dochter, totdat gij weet, hoe de zaak zal vallen; want die man zal niet rusten, tenzij dat hij heden deze zaak voleind hebbe.