Lukas 11:33-43

33 En niemand, die een kaars ontsteekt, zet die in het verborgen, noch onder een koornmaat, maar op een kandelaar, opdat degenen, die inkomen, het licht zien mogen.
34 De kaars des lichaams is het oog: wanneer dan uw oog eenvoudig is, zo is ook uw gehele lichaam verlicht; maar zo het boos is, zo is ook uw gehele lichaam duister.
35 Zie dan toe, dat niet het licht, hetwelk in u is, duisternis zij.
36 Indien dan uw lichaam geheel verlicht is, niet hebbende enig deel, dat duister is, zo zal het geheel verlicht zijn, gelijk wanneer de kaars met het schijnsel u verlicht.
37 Als Hij nu dit sprak, bad Hem een zeker Farizeer, dat Hij bij hem het middagmaal wilde eten; en ingegaan zijnde, zat Hij aan.
38 En de Farizeer, dat ziende, verwonderde zich, dat Hij niet eerst, voor het middagmaal, Zich gewassen had.
39 En de Heere zeide tot hem: Nu gij Farizeen, gij reinigt het buitenste des drinkbekers en des schotels; maar het binnenste van u is vol van roof en boosheid.
40 Gij onverstandigen! Die het buitenste heeft gemaakt, heeft Hij ook niet het binnenste gemaakt?
41 Doch geeft tot aalmoes, hetgeen daarin is; en ziet, alles is u rein.
42 Maar wee u, Farizeen, want gij vertient munte, en ruite, en alle moeskruid, en gij gaat voorbij het oordeel en de liefde Gods. Dit moest men doen, en het andere niet nalaten.
43 Wee u, Farizeen, want gij bemint het voorgestoelte in de synagogen, en de begroetingen op de markten.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.