Genesis 42:30

30 Die man, de heer van dat land, heeft hard met ons gesproken; en hij heeft ons gehouden voor verspieders des lands.

Genesis 42:30 Meaning and Commentary

Genesis 42:30

The man, [who is] the lord of the land
Of Egypt; not the king, but the deputy governor of it, whose authority under Pharaoh was very great, and reached to the whole land, and all political affairs, and especially what related to the corn, and the sale of it; he, say they, spake roughly to us;
gave them hard words, and stern looks, and used them in a very rough manner, see ( Genesis 42:7 ) ; and took us for spies of the country;
laid such a charge against them, and treated them as such; or "gave" them F4, committed them to prison as such.


FOOTNOTES:

F4 (Ntyw) "et dedit", Pagninus, Montanus, Schmidt; "[sive] tradidit", Fagius, Vatablus.

Genesis 42:30 In-Context

28 En hij zeide tot zijn broederen: Mijn geld is wedergekeerd; daartoe ook, ziet, het is in mijn zak! Toen ontging hun het hart, en zij verschrikten, de een tot den ander zeggende: Wat is dit, dat ons God gedaan heeft?
29 En zij kwamen in het land Kanaan, tot Jakob, hun vader; en zij gaven hem te kennen al hun wedervaren, zeggende:
30 Die man, de heer van dat land, heeft hard met ons gesproken; en hij heeft ons gehouden voor verspieders des lands.
31 Maar wij zeiden tot hem: Wij zijn vroom; wij zijn geen verspieders.
32 Wij waren twaalf gebroeders, zonen van onzen vader; de een is niet meer, en de kleinste is heden bij onzen vader in het land Kanaan.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.