Jeremia 49:38

38 En Ik zal Mijn troon in Elam stellen; en zal den koning en de vorsten van daar vernielen, spreekt de HEERE;

Jeremia 49:38 Meaning and Commentary

Jeremiah 49:38

And I will set my throne in Elam
Either when Alexander subdued it, or Cyrus, or rather Nebuchadnezzar, whose palace probably was, as it is certain his successors was, in Shushan in Elam, as before observed from ( Daniel 8:2 ) . This is called the Lord's throne, because he gave it to him; his conquest of Elam, and his dominion over it, were from him: and will destroy from thence the king and the princes, saith the Lord;
so that there should be no more kings of Elam, and princes and nobles of their own, after this time; and because mention is made of the kings of Elam in the times of Nebuchadnezzar, ( Jeremiah 25:25 ) ; though that is observed in the first year of his reign, some have thought that it is best to understand it or Cyrus, the Lord's servant and anointed; and whose throne might well be called the throne of God, which he gave him, and set him on in an eminent manner, not only there, but elsewhere; see ( Ezra 1:2 ) ( Isaiah 45:1 ) ; and when this country of Elam, or Elymais, became at part of the Persian empire, and never had any more kings to reign over it separately. Some of the Jewish Rabbins ^F2, as Kimchi observes, interpret the king and princes of Vashti of Haman and his sons; but very wrongly.

---

FOOTNOTES:

F2 In T. Bab. Megillah, fol. 10. 2.

Jeremia 49:38 In-Context

36 En Ik zal de vier winden uit de vier hoeken des hemels over Elam aanbrengen, en zal hen in al diezelve winden verstrooien; en er zal geen volk zijn, waarhenen Elams verdrevenen niet zullen komen.

37 En Ik zal Elam versaagd maken voor het aangezicht hunner vijanden, en voor het aangezicht dergenen, die hun ziel zoeken, en zal een kwaad over hen brengen, de hittigheid Mijns toorns, spreekt de HEERE; en Ik zal het zwaard achter hen zenden, totdat Ik hen verteerd zal hebben.

38 En Ik zal Mijn troon in Elam stellen; en zal den koning en de vorsten van daar vernielen, spreekt de HEERE;

39 Maar het zal geschieden in het laatste der dagen, dat Ik Elams gevangenis wenden zal, spreekt de HEERE.