Johannes 21:5

5 Jezus dan zeide tot hen: Kinderkens, hebt gij niet enige toespijs? Zij antwoordden Hem: Neen.

Johannes 21:5 Meaning and Commentary

John 21:5

Then Jesus saith unto them, children
And still they knew him not, though he used this endearing and familiar appellation, and which they had been wont to hear from him; and he had called them by a little before his departure from them, ( John 13:33 ) and which he uses here as expressive of his tender affection for them, their relation to him, and that he might be known by them:

have ye any meat?
that is, as the Syriac renders it, (oelml Mdm) , "anything to eat"; meaning fish that they had caught; and whether they had got a sufficient quantity to make a meal of for him and them.

They answered him no;
they had got nothing at all; or at least what they had was far from being enough to make a breakfast of; for so a meal early in a morning may be most properly called, though it is afterwards called dining. Christ's children, true believers, are sometimes without spiritual food; there is always indeed enough in Christ, and he has an heart to give it; but either through prevailing iniquity they feed on something else, or do not go to him for food, or go elsewhere; but he will not suffer them to starve; for as he has made provisions for them in the ministry of the word and ordinances; and he himself is the bread of life; if they do not ask him for food, he will ask them whether they have any; will kindly invite them to the provisions he himself makes; will bid them welcome, and bless them to them.

Johannes 21:5 In-Context

3 Simon Petrus zeide tot hen: Ik ga vissen. Zij zeiden tot hem: Wij gaan ook met u. Zij gingen uit, en traden terstond in het schip; en in dien nacht vingen zij niets.

4 En als het nu morgenstond geworden was, stond Jezus op den oever; doch de discipelen wisten niet, dat het Jezus was.

5 Jezus dan zeide tot hen: Kinderkens, hebt gij niet enige toespijs? Zij antwoordden Hem: Neen.

6 En Hij zeide tot hen: Werpt het net aan de rechterzijde van het schip, en gij zult vinden. Zij wierpen het dan, en konden hetzelve niet meer trekken vanwege de menigte der vissen.

7 De discipel dan, welken Jezus liefhad, zeide tot Petrus: Het is de Heere! Simon Petrus dan, horende, dat het de Heere was, omgordde het opperkleed (want hij was naakt), en wierp zichzelven in de zee.