Mattheüs 19:18

18 Hij zeide tot Hem: Welke? En Jezus zeide: Deze: Gij zult niet doden; gij zult geen overspel doen; gij zult niet stelen; gij zult geen valse getuigenis geven;

Mattheüs 19:18 Meaning and Commentary

Matthew 19:18

He saith unto him, which?
&c.] Whether those commandments of a moral, or of a ceremonial kind; whether the commands of the written, or of the oral law; of God, or of the elders, or both; or whether he did not mean some new commandments of his own, which he delivered as a teacher sent from God:

Jesus said;
according to the other evangelists, "thou knowest the commandments"; not the true nature, spirituality, and use of them, but the letter and number of them; being trained up from a child by his parents, in the reading them, committing them to memory, and the outward observance of them, particularly those of the second table:

thou shalt do no murder, thou shalt not commit adultery, thou
shalt not steal, thou shalt not bear false witness.
Christ takes no notice of the ceremonial law, nor of the traditions of the elders, only moral precepts; and these only such as refer to the second, and not the first table of the law, which respect duty to the neighbour, and not to God: and this he does, because these commandments were more known, and were in common use; and he chose to instance in these, partly to show, that if men are under obligation to regard these, much more such as concern God more immediately; and partly, to observe, that if men are deficient in their duty to one another, they are much more so in their worship of God; and consequently, eternal life is never to be got and enjoyed by the performance of these things.

Mattheüs 19:18 In-Context

16 En ziet, er kwam een tot Hem, en zeide tot Hem: Goede Meester! wat zal ik goeds doen, opdat ik het eeuwige leven hebbe?
17 En Hij zeide tot hem: Wat noemt gij Mij goed? Niemand is goed dan Een, namelijk God. Doch wilt gij in het leven ingaan, onderhoud de geboden.
18 Hij zeide tot Hem: Welke? En Jezus zeide: Deze: Gij zult niet doden; gij zult geen overspel doen; gij zult niet stelen; gij zult geen valse getuigenis geven;
19 Eer uw vader en moeder; en: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelven.
20 De jongeling zeide tot Hem: Al deze dingen heb ik onderhouden van mijn jonkheid af; wat ontbreekt mij nog?
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.