Genesis 10:7-17

7 En de zonen van Cusch zijn: Seba en Havila, en Sabta, en Raema, en Sabtecha. En de zonen van Raema zijn: Scheba en Dedan.
8 En Cusch gewon Nimrod; deze begon geweldig te zijn op de aarde.
9 Hij was een geweldig jager voor het aangezicht des HEEREN; daarom wordt gezegd: Gelijk Nimrod, een geweldig jager voor het aangezicht des HEEREN.
10 En het beginsel zijns rijks was Babel, en Erech, en Accad, en Calne in het land Sinear.
11 Uit ditzelve land is Assur uitgegaan, en heeft gebouwd Nineve, en Rehoboth, Ir, en Kalach.
12 En Resen, tussen Nineve en tussen Kalach; deze is die grote stad.
13 En Mitsraim gewon de Ludieten, en de Anamieten, en de Lehabieten, en de Naftuchieten,
14 En de Pathrusieten, en de Casluchieten, van waar de Filistijnen uitgekomen zijn, en de Caftorieten.
15 En Kanaan gewon Sidon, zijn eerstgeborene, en Heth,
16 En de Jesubiet, en de Amoriet, en de Girgasiet,
17 En de Hivviet, en de Arkiet, en de Siniet,

Genesis 10:7-17 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO GENESIS 10

This chapter gives an account of the posterity of the three sons of Noah, by whom the world was peopled after the flood, Ge 10:1 of the posterity of Japheth, Ge 10:2-5 of the posterity of Ham, Ge 10:6-20 and of the posterity of Shem, Ge 10:21-32.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.