Genesis 39:13-23

13 En het geschiedde, als zij zag, dat hij zijn kleed in haar hand gelaten had, en naar buiten gevlucht was;
14 Zo riep zij de lieden van haar huis, en sprak tot hen, zeggende: Ziet, hij heeft ons den Hebreeuwsen man ingebracht, om met ons te spotten; hij is tot mij gekomen, om bij mij te liggen, en ik heb geroepen met luider stem;
15 En het geschiedde, als hij hoorde, dat ik mijn stem verhief, en riep, zo verliet hij zijn kleed bij mij, en vluchtte, en ging uit naar buiten.
16 En zij legde zijn kleed bij zich, totdat zijn heer in zijn huis kwam.
17 Toen sprak zij tot hem naar diezelfde woorden, zeggende: De Hebreeuwse knecht, dien gij ons hebt ingebracht, is tot mij gekomen, om met mij te spotten.
18 En het is geschied, als ik mijn stem verhief, en riep, dat hij zijn kleed bij mij liet, en vluchtte naar buiten.
19 En het geschiedde, als zijn heer de woorden zijner huisvrouw hoorde, die zij tot hem sprak, zeggende: Naar deze zelfde woorden heeft mij uw knecht gedaan, zo ontstak zijn toorn.
20 En Jozefs heer nam hem, en leverde hem in het gevangenhuis, ter plaatse, waar des konings gevangenen gevangen waren; alzo was hij daar in het gevangenhuis.
21 Doch de HEERE was met Jozef, en wende Zijn goedertierenheid tot hem; en gaf hem genade in de ogen van den overste van het gevangenhuis.
22 En de overste van het gevangenhuis gaf al de gevangenen, die in het gevangenhuis waren, in Jozefs hand; en al wat zij daar deden, deed hij.
23 De overste van het gevangenhuis zag gans op geen ding, dat in zijn hand was, overmits dat de HEERE met hem was; en wat hij deed, dat deed de HEERE wel gedijen.

Genesis 39:13-23 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO GENESIS 39

In this chapter the history returns to Joseph again, who being brought down to Egypt was sold to Potiphar, with whom he found favour, and who set him over his house, the Lord prospering everything in his hands, Ge 39:1-6; and being a young man of a comely aspect, his mistress lusted after him, and tempted him to lie with her from time to time, but he as constantly refused it, as being both ingratitude to his master, and a sin against God, Ge 39:7-10; at a certain time they being alone in the house, she renewed her solicitations, and laid hold on his garment, which he left in her hand and fled, Ge 39:11,12; upon which she called to her servants without, and accused Joseph of an ill design upon her, and reported the same to her husband when he came home, Ge 39:13-19; upon which his master put him into prison, but he found favour also with the keeper of it, who committed the prisoners and all things relative to them into his hands, Ge 39:20-23.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.