Genesis 7:13-23

13 Even op dienzelfden dag ging Noach, en Sem, en Cham, en Jafeth, Noachs zonen, desgelijks ook Noachs huisvrouw, en de drie vrouwen zijner zonen met hem in de ark;
14 Zij, en al het gedierte naar zijn aard, en al het vee naar zijn aard, en al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt, naar zijn aard, en al het gevogelte naar zijn aard, alle vogeltjes van allerlei vleugel.
15 En van alle vlees, waarin een geest des levens was, kwamen er twee en twee tot Noach in de ark.
16 En die er kwamen, die kwamen mannetje en wijfje, van alle vlees, gelijk als hem God bevolen had. En de HEERE sloot achter hem toe.
17 En die vloed was veertig dagen op de aarde, en de wateren vermeerderden, en hieven de ark op, zodat zij oprees boven de aarde.
18 En de wateren namen de overhand, en vermeerderden zeer op de aarde; en de ark ging op de wateren.
19 En de wateren namen gans zeer de overhand op de aarde, zodat alle hoge bergen, die onder den ganse hemel zijn, bedekt werden.
20 Vijftien ellen omhoog namen de wateren de overhand, en de bergen werden bedekt.
21 En alle vlees, dat zich op de aarde roerde, gaf den geest, van het gevogelte, en van het vee, en van het wild gedierte, en van al het kruipend gedierte, dat op de aarde kroop, en alle mens.
22 Al wat een adem des geestes des levens in zijn neusgaten had, van alles wat op het droge was, is gestorven.
23 Alzo werd verdelgd al wat bestond, dat op den aardbodem was, van den mens aan tot het vee, tot het kruipend gedierte, en tot het gevogelte des hemels, en zij werden verdelgd van de aarde; doch Noach alleen bleef over, en wat met hem in de ark was.

Genesis 7:13-23 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO GENESIS 7

This chapter begins with an order to Noah to come with his family and all the creatures into the ark, that they might be safe from the flood, which would quickly be upon the earth, Ge 7:1-4 and then gives an account of Noah's obedience to the divine command in every particular, Ge 7:5-9 and of the time of the beginning of the flood, and its prevalence, Ge 7:10-12 then follows a repetition of Noah, his family, and the creatures entering into the ark, Ge 7:13-16 and next a relation is given of the increase of the waters, and of the height they arrived unto, Ge 7:17-20 and of the consequences of the flood, the death and destruction of every living creature, except those in the ark, fowl, cattle, beast, creeping things, and men, Ge 7:21-23 and the chapter is closed with an account how long the waters continued before they began to ebb, even one hundred and fifty days, Ge 7:24.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.