Genesis 7:14

14 Zij, en al het gedierte naar zijn aard, en al het vee naar zijn aard, en al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt, naar zijn aard, en al het gevogelte naar zijn aard, alle vogeltjes van allerlei vleugel.

Genesis 7:14 Meaning and Commentary

Genesis 7:14

They, and every beast after his kind, and all the cattle
after their kind
They, Noah and his family, went into the ark; as did all sorts of beasts and cattle, reckoned one hundred and thirty sorts, by some one hundred and fifty, including serpents: and every creeping thing that creepeth upon the earth after his
kind;
supposed to be scarce thirty sorts; not one sort of creature was left out, though ever so small, and despicable: every fowl after his kind;
Bishop Wilkins has divided them into nine sorts, and reckons them up to be one hundred and ninety five in the whole; every [bird of] every sort,
or "bird of every wing" F11, let their wings be what they will; some, as Ainsworth observes, are winged with feathers, others with skin, as bats.


FOOTNOTES:

F11 (Pnk lk rwpu lk) "omnes aves cujuscunque alae", Junius & Tremellius, Piscator, Cocceius, Schmidt.

Genesis 7:14 In-Context

12 En een plasregen was op de aarde veertig dagen en veertig nachten.
13 Even op dienzelfden dag ging Noach, en Sem, en Cham, en Jafeth, Noachs zonen, desgelijks ook Noachs huisvrouw, en de drie vrouwen zijner zonen met hem in de ark;
14 Zij, en al het gedierte naar zijn aard, en al het vee naar zijn aard, en al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt, naar zijn aard, en al het gevogelte naar zijn aard, alle vogeltjes van allerlei vleugel.
15 En van alle vlees, waarin een geest des levens was, kwamen er twee en twee tot Noach in de ark.
16 En die er kwamen, die kwamen mannetje en wijfje, van alle vlees, gelijk als hem God bevolen had. En de HEERE sloot achter hem toe.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.