Jesaja 16:4-14

4 Laat mijn verdrevenen onder u verkeren, o Moab! wees gij hun een schuilplaats voor het aangezicht des verstoorders; want de onderdrukker heeft een einde, de verstoring is te niet geworden, de vertreders zijn van de aarde verdaan.
5 Want er zal een troon bevestigd worden in goedertierenheid, en op denzelven zal bestendig een zitten in de tent van David, een, die oordeelt en het recht zoekt, en vaardig is ter gerechtigheid.
6 Wij hebben gehoord de hovaardij van Moab, hij is zeer hovaardig; zijn hoogmoed, en zijn hovaardij, en zijn verbolgenheid, zijn alzo zijn grendelen niet.
7 Daarom zal Moab over Moab huilen, altemaal zullen zij huilen; over de fondamenten van Kir-Hareseth zult gijlieden zuchten, gewisselijk, zij zijn gebroken.
8 Want de velden van Hesbon zijn verflauwd, ook de wijnstok van Sibma, de heren der heidenen hebben zijn uitgelezen planten verpletterd; zij reiken tot Jaezer toe, zij dwalen door de woestijn; hun scheuten zijn uitgespreid, zij zijn gegaan over zee.
9 Daarom beween ik, in de wening over Jaezer, den wijnstok van Sibma, ik maak u doornat met mijn tranen, o Hesbon en Eleale! want het vreugdegeschrei over uw zomervruchten en over uw oogst is gevallen;
10 Alzo dat de blijdschap en vrolijkheid weggenomen is van het vruchtbare veld, en in de wijngaarden wordt niet gezongen, noch enig gejuich gemaakt; de druiven treder treedt geen wijn uit in de wijnbakken, ik heb het vreugdegeschrei doen ophouden.
11 Daarom rommelt mijn ingewand over Moab, als een harp, en mijn binnenste over Kir-heres.
12 En het zal geschieden, als men zien zal, dat Moab vermoeid is geworden op de hoogten, dan zal hij in zijn heiligdom gaan om te aanbidden, maar hij zal niet vermogen.
13 Dit is het woord, dat de HEERE tegen Moab gesproken heeft, van toen af.
14 Maar nu spreekt de HEERE, zeggende: Binnen drie jaren (als de jaren eens huurlings), dan zal de eer van Moab verachtzaam gemaakt worden, met al die grote menigte; en het overblijfsel zal klein, weinig, onmachtig wezen.

Jesaja 16:4-14 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO ISAIAH 16

This chapter is a continuation of the prophecy against Moab; in which the prophet gives good advice, but in case of a haughty neglect of it, which he foresaw, threatens with ruin, and fixes a time for it. He advises the Moabites to pay their tribute to the king of Judah, or otherwise they should be turned out of their land, as a bird out of its nest, Isa 16:1,2 to protect, and not betray the people of the Jews that should flee to them, because of the Assyrian army, Isa 16:3,4 and for this end gives a great character of the king of Judah, and assures them of the stability of his kingdom, Isa 16:5 but for their pride, wrath, and lying, they are threatened with destruction, and are represented as howling under it, Isa 16:6,7 because of the spoil of their cities, vineyards, and fields, so that they have no harvest, nor vintage, nor gathering of summer fruits, or joy on these accounts, Isa 16:8-10 for which even the prophet expresses a concern, Isa 16:11 and after having observed the application of the Moabites to their gods without success, Isa 16:12 the chapter is closed with an assurance of the certain ruin of Moab, and of the time when it should be, Isa 16:13,14.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.