Job 40:1-11

1 En de HEERE antwoordde Job uit een onweder, en zeide:
2 Gord nu als een man uw lenden; Ik zal u vragen, en onderricht Mij.
3 Zult gij ook Mijn oordeel te niet maken? Zult Gij Mij verdoemen, opdat gij rechtvaardig zijt?
4 Hebt gij een arm gelijk God? En kunt gij, gelijk Hij, met de stem donderen?
5 Versier u nu met voortreffelijkheid en hoogheid, en bekleed u met majesteit en heerlijkheid!
6 Strooi de verbolgenheden uws toorns uit, en zie allen hoogmoedige, en verneder hem!
7 Zie allen hoogmoedige, en breng hem ten onder; en verpletter de goddelozen in hun plaats!
8 Verberg hen te zamen in het stof; verbind hun aangezichten in het verborgen!
9 Dan zal Ik ook u loven, omdat uw rechterhand u zal verlost hebben.
10 Zie nu Behemoth, welken Ik gemaakt heb nevens u; hij eet hooi, gelijk een rund.
11 Zie toch, zijn kracht is in zijn lenden, en zijn macht in den navel zijns buiks.

Job 40:1-11 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO JOB 40

In this chapter Job is called upon to give in his answer, Job 40:1,2, which he does in the most humble manner, acknowledging his vileness and folly, Job 40:3-5; and then the Lord proceeds to give him further conviction of his superior justice and power, Job 40:6-9; and one thing he proposes to him, to humble the proud, if he could, and then he would own his own right hand could save him, Job 40:10-15; and observes to him another instance of his power in a creature called behemoth, which he had made, and gives a description of, Job 40:15-24.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.