Spreuken 15:7-17

7 De lippen der wijzen zullen de wetenschap uitstrooien; maar het hart der zotten niet alzo.
8 Het offer der goddelozen is den HEERE een gruwel; maar het gebed der oprechten is Zijn welgevallen.
9 De weg der goddelozen is den HEERE een gruwel; maar dien, die de gerechtigheid najaagt, zal Hij liefhebben.
10 De tucht is onaangenaam voor dengene die het pad verlaat; en die de bestraffing haat, zal sterven.
11 De hel en het verderf zijn voor den HEERE; hoeveel te meer de harten van des mensenkinderen?
12 De spotter zal niet liefhebben, die hem bestraft; hij zal niet gaan tot de wijzen.
13 Een vrolijk hart zal het aangezicht blijde maken; maar door de smart des harten wordt de geest verslagen.
14 Een verstandig hart zal de wetenschap opzoeken; maar de mond der zotten zal met dwaasheid gevoed worden.
15 Al de dagen des bedrukten zijn kwaad; maar een vrolijk hart is een gedurige maaltijd.
16 Beter is weinig met de vreze des HEEREN, dan een grote schat, en onrust daarbij.
17 Beter is een gerecht van groen moes, waar ook liefde is, dan een gemeste os, en haat daarbij.

Spreuken 15:7-17 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO FIRST KINGS 5

This chapter relates Solomon's preparation for building the temple: on Hiram, king of Tyre, sending a congratulatory letter to him, he returned another to him, signifying his intention to build an house for God, and requesting him to supply him with timber, and men to work it, 1Ki 5:1-6; to which Hiram readily agreed, and sent him cedar and fir, and Solomon in return sent him food for his household; and things went on very amicably between them, 1Ki 5:7-12; the chapter concludes with an account of Solomon's workmen, where, how, and in what they were employed, 1Ki 5:13-18.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.