1 Kronieken 29:6-16

6 Toen gaven vrijwillig de oversten der vaderen, en de oversten der stammen van Israel, en de oversten der duizenden en der honderden, en de oversten van het werk des konings;
7 En zij gaven, tot den dienst van het huis Gods, vijf duizend talenten gouds, en tien duizend drachmen, en tien duizend talenten zilvers, en achttien duizend talenten kopers, en honderd duizend talenten ijzers.
8 En bij wien stenen gevonden werden, die gaven zij in den schat van het huis des HEEREN, onder de hand van Jehiel, den Gersoniet.
9 En het volk was verblijd over hun vrijwillig geven; want zij gaven met een volkomen hart den HEERE vrijwillig; en de koning David verblijdde zich ook met grote blijdschap.
10 Daarom loofde David den HEERE voor de ogen der ganse gemeente; en David zeide: Geloofd zijt Gij, HEERE, God van onzen vader Israel, van eeuwigheid tot in eeuwigheid!
11 Uw, o HEERE, is de grootheid, en de macht, en de heerlijkheid, en de overwinning, en de majesteit; want alles, wat in den hemel en op aarde is, is Uw: Uw, o HEERE, is het Koninkrijk, en Gij hebt U verhoogd tot een Hoofd boven alles.
12 En rijkdom en eer zijn voor Uw aangezicht, en Gij heerst over alles; en in Uw hand is kracht en macht; ook staat het in Uw hand alles groot te maken en sterk te maken.
13 Nu dan, onze God, wij danken U, en loven den Naam Uwer heerlijkheid.
14 Want wie ben ik, en wat is mijn volk, dat wij de macht zouden verkregen hebben, om vrijwillig te geven als dit is? Want het is alles van U, en wij geven het U uit Uw hand.
15 Want wij zijn vreemdelingen en bijwoners voor Uw aangezicht, gelijk al onze vaders; onze dagen op aarde zijn als een schaduw, en er is geen verwachting.
16 HEERE, onze God, al deze menigte, die wij bereid hebben om U een huis te bouwen, den Naam Uwer heiligheid, dat is van Uw hand, en het is alles Uw.

1 Kronieken 29:6-16 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO 1 CHRONICLES 29

This chapter relates how largely and liberally David, besides what he had before done, and his princes, offered towards defraying the expenses of building the temple, 1Ch 29:1-8 and the joy and thankfulness that he and his people expressed on that account, attended with prayers for Solomon, and offering sacrifices unto the Lord, 1Ch 29:9-21 and the chapter is closed, and so the book, with an account of the second unction of Solomon, the placing him on the throne, and the submission of all ranks of men unto him, and of the death of David, 1Ch 29:22-30.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.