1 Samuël 14:10

10 Maar zeggen zij aldus: Klimt tot ons op; zo zullen wij opklimmen, want de HEERE heeft hen in onze hand gegeven; en dit zal ons een teken zijn.

1 Samuël 14:10 Meaning and Commentary

1 Samuel 14:10

But if they say unto us, come up unto us
Which however spoken in contempt of them, yet would discover some fear, that they did not care to come out of their hold to them, and expose themselves to any danger; and besides being bid to come up, though it might be in a sneering ironical way, as supposing it impracticable for them; yet this would lead them on to make the attempt; and while the men were careless and secure, they might obtain their point:

then we will go up:
the precipice, which was supposed impassable:

for the Lord hath delivered them into our hands:
they being afraid to come out, and scornful and self-confident in their garrison: and this shall be a sign unto us; a direction how to behave, what steps to take, and a confirming sign assuring of success. Bishop Patrick and others observe, from Herodotus ^F15, something similar to this, of the Paeonians, who went to war with the Perinthians, directed by the oracle; and were ordered that if the Perinthians provoked them to fight, calling them by name, then they should invade them; but, if not, should abstain; and so they did, and overcame; for when they met, there were three single combats; in the two first the Perinthians were conquerors, and began to triumph and insult; upon which the Paeonians said to one another, now is the oracle fulfilled, now is our business, and so fell upon them, and left few of them.

---

FOOTNOTES:

F15 Terpsichore, sive, l. 5. c. 1.

1 Samuël 14:10 In-Context

8 Jonathan nu zeide: Zie, wij zullen overgaan tot die mannen, en wij zullen ons aan hen ontdekken.

9 Indien zij aldus tot ons zeggen: Staat stil, totdat wij aan ulieden komen; zo zullen wij blijven staan aan onze plaats, en tot hen niet opklimmen.

10 Maar zeggen zij aldus: Klimt tot ons op; zo zullen wij opklimmen, want de HEERE heeft hen in onze hand gegeven; en dit zal ons een teken zijn.

11 Toen zij beiden zich aan der Filistijnen bezetting ontdekten, zo zeiden de Filistijnen: Ziet, de Hebreen zijn uit de holen uitgegaan, waarin zij zich verstoken hadden.

12 Verder antwoordden de mannen der bezetting aan Jonathan en zijn wapendrager, en zeiden: Klimt op tot ons, en wij zullen het u wijs maken. En Jonathan zeide tot zijn wapendrager: Klim op achter mij, want de HEERE heeft hen gegeven in de hand van Israel.