1 Samuël 15:28

28 Toen zeide Samuel tot hem: De HEERE heeft heden het koninkrijk van Israel van u afgescheurd, en heeft het aan uw naaste gegeven, die beter is dan gij.

1 Samuël 15:28 Meaning and Commentary

1 Samuel 15:28

And Samuel said unto him, the Lord hath rent the kingdom of
Israel from thee this day
Seeing his mantle rent by Saul, he took occasion from thence to predict, and no doubt it was impressed on his mind by the Spirit of God, that his kingdom should be in a like manner rent from him, on account of his own evil conduct and behaviour; and from this day forward he might expect it; the sentence was gone forth from God, and it would not be reversed; and by a like sign was signified the rending of the ten tribes from the kingdom of Solomon in his son Rehoboam, ( 1 Kings 11:30 1 Kings 11:31 ) ,

and hath given it to a neighbour of thine, that is better than thou;
who was David, a man after God's own heart, that would fulfil his will, who was more holy, just, and wise than Saul; whose works were better and righter than his, as the Targum; who was an Israelite, of the same nation and religion as he, and so his neighbour; and though he was not of the same tribe, yet of a neighbouring tribe; Benjamin, and Judah, of which tribe David was, joining closely to one another. It is highly probable that at this time Samuel knew not personally who he was that was designed to be made king in his room, though under the direction of the Spirit of God he thus describes him; for after this he is bid to go to Jesse's family, from thence to anoint a king, and several passed before him ere the Lord pointed out the proper person to him.

1 Samuël 15:28 In-Context

26 Doch Samuel zeide tot Saul: Ik zal met u niet wederkeren; omdat gij het woord des HEEREN verworpen hebt, zo heeft u de HEERE verworpen, dat gij geen koning over Israel zult zijn.
27 Als zich Samuel omkeerde om weg te gaan, zo greep hij een slip van zijn mantel en zij scheurde.
28 Toen zeide Samuel tot hem: De HEERE heeft heden het koninkrijk van Israel van u afgescheurd, en heeft het aan uw naaste gegeven, die beter is dan gij.
29 En ook liegt Hij, Die de Overwinning van Israel is, niet, en het berouwt Hem niet; want Hij is geen mens, dat Hem iets berouwen zou.
30 Hij dan zeide: Ik heb gezondigd; eer mij toch nu voor de oudsten mijns volks, en voor Israel; en keer wederom met mij, dat ik den HEERE, uw God, aanbidde.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.