1 Samuël 18:8

8 Toen ontstak Saul zeer, en dat woord was kwaad in zijn ogen, en hij zeide: Zij hebben David tien duizend gegeven, doch mij hebben zij maar duizend gegeven; en voorzeker zal het koninkrijk nog voor hem zijn.

1 Samuël 18:8 Meaning and Commentary

1 Samuel 18:8

And Saul was very wroth, and the saying displeased him
Partly because they called him plain Saul, and not King Saul; did not give him his royal title, which might serve to strengthen his suspicion, after suggested; and chiefly because they attributed a greater number of slain to David than to him, as follows:

and he said, they have ascribed unto David ten thousands, and to me
they ascribed [but] thousands;
and so had given more honour to an inferior officer than to the commander-in-chief, more to a subject than to a sovereign:

and [what can] he have more but the kingdom?
there is nothing left out of their song, and nothing remains to be given him but that; some think that Saul knew, by the prudent behaviour of David, and the favour he was in with God and men, and by these commendations of the women, that the kingdom would be his; and that the words of Samuel were true, and would be confirmed, that the kingdom would be rent from him, and given to his neighbour better than he. This clause, with ( 1 Samuel 18:9-11 ) , is left out of the Greek version, according to the Vatican copy.

1 Samuël 18:8 In-Context

6 Het geschiedde nu, toen zij kwamen, en David wederkeerde van het slaan der Filistijnen, dat de vrouwen uitgingen uit al de steden van Israel, met gezang en reien, den koning Saul tegemoet, met trommelen, met vreugde en met muziekinstrumenten.

7 En de vrouwen, spelende, antwoordden elkander en zeiden: Saul heeft zijn duizenden verslagen, maar David zijn tienduizenden!

8 Toen ontstak Saul zeer, en dat woord was kwaad in zijn ogen, en hij zeide: Zij hebben David tien duizend gegeven, doch mij hebben zij maar duizend gegeven; en voorzeker zal het koninkrijk nog voor hem zijn.

9 En Saul had het oog op David, van dien dag af en voortaan.

10 En het geschiedde des anderen daags, dat de boze geest Gods over Saul vaardig werd, en hij profeteerde midden in het huis, en David speelde op snarenspel met zijn hand, als van dag tot dag; Saul nu had een spies in zijn hand.