2 Corinthiërs 5:3

3 Zo wij ook bekleed en niet naakt zullen gevonden worden.

2 Corinthiërs 5:3 Meaning and Commentary

2 Corinthians 5:3

If so be that being clothed
This supposition is made with respect to the saints who shall be alive at Christ's second coming, who will not be stripped of their bodies, and so will "not be found naked", or disembodied, and shall have a glory at once put upon them, both soul and body; or these words are an inference from the saints' present clothing, to their future clothing, thus; "seeing we are clothed", have not only put on the new man, and are clothed and adorned with the graces of the Spirit, but are arrayed with the best robe, the wedding garment, the robe of Christ's righteousness,

we shall not be found naked;
but shall be clothed upon with the heavenly glory, as soon as we are dismissed from hence. Some read these words as a wish, "O that we were clothed, that we might not be found naked!" and so is expressive of one of the sighs, and groans, and earnest desires of the saints in their present situation after the glories of another world.

2 Corinthiërs 5:3 In-Context

1 Want wij weten, dat, zo ons aardse huis dezes tabernakels gebroken wordt, wij een gebouw van God hebben, een huis niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen.

2 Want ook in dezen zuchten wij, verlangende met onze woonstede, die uit den hemel is, overkleed te worden.

3 Zo wij ook bekleed en niet naakt zullen gevonden worden.

4 Want ook wij, die in dezen tabernakel zijn, zuchten, bezwaard zijnde; nademaal wij niet willen ontkleed, maar overkleed worden, opdat het sterfelijke van het leven verslonden worde.

5 Die ons nu tot ditzelfde bereid heeft, is God, Die ons ook het onderpand des Geestes gegeven heeft.