2 Kronieken 28:18

18 Daartoe waren de Filistijnen in de steden der laagte en het zuiden van Juda ingevallen, en hadden ingenomen Beth-Semes, en Ajalon, en Gederoth, en Socho en haar onderhorige plaatsen, en Timna en haar onderhorige plaatsen, en Gimzo en haar onderhorige plaatsen; en zij woonden aldaar.

2 Kronieken 28:18 Meaning and Commentary

2 Chronicles 28:18

The Philistines also had invaded the cities of the low
country
Which lay nearest to them, as Sharon, Lydda, Joppa, &c. in revenge of what Uzziah had done to them, ( 2 Chronicles 26:6 2 Chronicles 26:7 ) , and of the south of Judah; they penetrated as far as that, from the west to the south of the land:

and had taken Bethshemesh, and Ajalon, and Gederoth, and Shocho, with
the villages thereof and Timnah with the villages thereof;
of which see ( Joshua 15:10 Joshua 15:35 Joshua 15:41 Joshua 15:57 ) ( 19:42 )

and Gimzo also, and the villages thereof;
which though nowhere else mentioned in Scripture, yet we frequently read in Jewish writings ^F12 of Nahum, a man of Ganizu, which perhaps is the same place with this:

and they dwelt there;
kept them in their hands, and inhabited them.

---

FOOTNOTES:

F12 T. Bab. Taanith, fol. 21. 1. Sanhedrin, fol. 108. 2

2 Kronieken 28:18 In-Context

16 Ter zelfder tijd zond de koning Achaz tot de koningen van Assyrie, dat zij hem helpen zouden.

17 Daarenboven waren ook de Edomieten gekomen, en hadden Juda geslagen en gevangenen gevankelijk weggevoerd.

18 Daartoe waren de Filistijnen in de steden der laagte en het zuiden van Juda ingevallen, en hadden ingenomen Beth-Semes, en Ajalon, en Gederoth, en Socho en haar onderhorige plaatsen, en Timna en haar onderhorige plaatsen, en Gimzo en haar onderhorige plaatsen; en zij woonden aldaar.

19 Want de HEERE vernederde Juda, om der wille van Achaz, den koning Israels; want hij had Juda afgetrokken, dat het gans zeer overtrad tegen den HEERE.

20 En Tiglath-Pilneser, de koning van Assyrie, kwam tot hem; doch hij benauwde hem, en sterkte hem niet.