2 Samuël 12:13

13 Toen zeide David tot Nathan: Ik heb gezondigd tegen den HEERE! En Nathan zeide tot David: De HEERE heeft ook uw zonde weggenomen, gij zult niet sterven.

2 Samuël 12:13 Meaning and Commentary

2 Samuel 12:13

And David said unto Nathan, I have sinned against the Lord,
&c.] Which confession, though short, was a full one, arising from a thorough conviction of the evil of the sin he had been guilty of, accompanied with real brokenness of heart, sincere humiliation, and a sorrow after a godly sort, as the fifty first psalm, that penitential psalm composed upon this occasion shows, ( Psalms 51:1-19 ) :

and Nathan said unto David;
being fully satisfied with the sincerity and genuineness of his repentance, of which he gave proof by words and deeds, and being under the direction and impulse of the Spirit of God:

the Lord hath put away thy sin;
would not charge it upon him, impute it to him, or punish him for it, but freely and fully forgive it, cast it behind his back, and into the depth of the sea; cause it to pass from him and never more bring it against him, and which is the Lord's act, and his only, against whom sin is committed:

thou shall not die;
though he should die a corporeal death, yet not by the immediate hand of God, or by the sword of justice as a malefactor, a murderer, and adulterer, as he, according to the law, deserved to die; nor should he die a spiritual death, though his grace had been so low, and his corruptions had risen so high; nor an eternal death, the second death, the lost wages of sin.

2 Samuël 12:13 In-Context

11 Zo zegt de HEERE: Zie, Ik zal kwaad over u verwekken uit uw huis, en zal uw vrouwen nemen voor uw ogen, en zal haar aan uw naaste geven; die zal bij uw vrouwen liggen, voor de ogen dezer zon.

12 Want gij hebt het in het verborgen gedaan; maar Ik zal deze zaak doen voor gans Israel, en voor de zon.

13 Toen zeide David tot Nathan: Ik heb gezondigd tegen den HEERE! En Nathan zeide tot David: De HEERE heeft ook uw zonde weggenomen, gij zult niet sterven.

14 Nochtans, dewijl gij door deze zaak de vijanden des HEEREN grotelijks hebt doen lasteren, zal ook de zoon, die u geboren is, den dood sterven.

15 Toen ging Nathan naar zijn huis. En de HEERE sloeg het kind, dat de huisvrouw van Uria David gebaard had, dat het zeer krank werd.