2 Samuël 14:15

15 Nu dan, dat ik gekomen ben, om ditzelve woord tot den koning, mijn heer, te spreken, is omdat het volk mij vreesachtig gemaakt heeft; zo zeide uw dienstmaagd: Ik zal nu tot den koning spreken; misschien zal de koning het woord zijner dienstmaagd doen.

2 Samuël 14:15 Meaning and Commentary

2 Samuel 14:15

Now therefore that I am come to speak of this thing unto my
lord the king
Of the case of Absalom, under a feigned one of hers:

[it is] because the people have made me afraid;
having heard of their whisperings, murmurings, and uneasiness among them, because Absalom was not sent for home, fearing there would be an insurrection in the nation, or an invasion of it by Absalom at the request of his friends; in which he might be supported by the king of Geshur; or however that disputes would arise about the succession, at the death of David; on these accounts she determined to speak to the king, and him them to him in the manner she had done; though some understand this of the discouragement the people laid her under, telling her the king would not hear her; nevertheless she was resolved to make trial:

and thy handmaid said, I will now speak unto the king; it may be the
king will perform the request of his handmaid;
not only with respect to her own son, as feigned; but with respect to Absalom, the grand thing in view.

2 Samuël 14:15 In-Context

13 En de vrouw zeide: Waarom hebt gij dan alzulks tegen Gods volk gedaan? Want daaruit, dat de koning dit woord gesproken heeft, is hij als een schuldige, dewijl de koning zijn verstotene niet wederhaalt.

14 Want wij zullen den dood sterven, en wezen als water, dat, ter aarde uitgestort zijnde, niet verzameld wordt. God dan zal de ziel niet wegnemen, maar Hij zal gedachten denken, dat Hij den verstotene niet van Zich verstote.

15 Nu dan, dat ik gekomen ben, om ditzelve woord tot den koning, mijn heer, te spreken, is omdat het volk mij vreesachtig gemaakt heeft; zo zeide uw dienstmaagd: Ik zal nu tot den koning spreken; misschien zal de koning het woord zijner dienstmaagd doen.

16 Want de koning zal horen, om zijn dienstmaagd te redden van de hand des mans, die voorheeft mij en mijn zoon te zamen van Gods erve te verdelgen.

17 Wijders zeide uw dienstmaagd: Het woord mijns heren, des konings, zij toch tot rust; want gelijk een Engel Gods, alzo is mijn heer de koning, om te horen het goede en het kwade; en de HEERE, uw God, zal met u zijn.