2 Samuël 21:17

17 Maar Abisai, de zoon van Zeruja, hielp hem, en sloeg den Filistijn, en doodde hem. Toen zwoeren hem de mannen van David, zeggende: Gij zult niet meer met ons uittrekken ten strijde, opdat gij de lamp van Israel niet uitblust.

2 Samuël 21:17 Meaning and Commentary

2 Samuel 21:17

But Abishai the son of Zeruiah succoured him
Observing him in danger, made haste to his relief:

and smote the Philistine, and killed him;
it seems as if Abishai engaged with the Philistine, and killed him; but inasmuch as it will bear to be interpreted of David, and since the four giants here and hereafter mentioned are said to fall by the hand of David and his servants, ( 2 Samuel 21:22 ) , it may be thought that this man fell by his hand; seeing it is clear that all the rest fell by the hands of his servants:

then the men of David sware unto him;
after they had observed the danger he was exposed unto, and how narrowly he escaped with his life:

saying, thou shalt go no more with us to battle;
they had persuaded him not to go to the battle with Absalom; they had suffered him to go with them now, he being, no doubt, forward and pressing to it; but now they were resolute, and determined he should never go more:

that thou quench not the light of Israel;
signifying that their glory and prosperity depended on his life, and that, should he be taken away, they should be in affliction and adversity, their honour and their happiness would be at an end; the Targum is,

``thou mayest not extinguish the kingdom of Israel,''

the light and glory of it.

2 Samuël 21:17 In-Context

15 Voorts hadden de Filistijnen nog een krijg tegen Israel. En David toog af, en zijn knechten met hem, en streden tegen de Filistijnen, dat David moede werd.

16 En Isbi Benob, die van de kinderen van Rafa was, en het gewicht zijner spies driehonderd gewicht kopers, en hij was aangegord met een nieuw zwaard; deze dacht David te slaan.

17 Maar Abisai, de zoon van Zeruja, hielp hem, en sloeg den Filistijn, en doodde hem. Toen zwoeren hem de mannen van David, zeggende: Gij zult niet meer met ons uittrekken ten strijde, opdat gij de lamp van Israel niet uitblust.

18 En het geschiedde daarna, dat er wederom een krijg was te Gob tegen de Filistijnen. Toen sloeg Sibbechai, de Husathiet, Saf, die van de kinderen van Rafa was.

19 Voorts was er nog een krijg te Gob tegen de Filistijnen; en Elhanan, de zoon van Jaare-Oregim, sloeg Beth-Halachmi, dewelke was met Goliath, den Gethiet, wiens spiesenhout was als een weversboom.