2 Samuël 7:14

14 Ik zal hem zijn tot een Vader, en hij zal Mij zijn tot een zoon; dewelke als hij misdoet, zo zal Ik hem met een mensenroede en met plagen der mensenkinderen straffen.

2 Samuël 7:14 Meaning and Commentary

2 Samuel 7:14

I will be his father, and he shall be my son
That is, I will be as kind unto him, and careful of him, as a father of a son; or he shall be, and appear to be my son, by adopting grace, as no doubt Solomon was, notwithstanding all his failings. This is applied to Christ, the antitypical Solomon, who was, in an higher sense, the Son of God, even by natural and eternal generation; see ( Hebrews 1:5 ) ;

if he commit iniquity;
which cannot be supposed of Christ; for though he was made sin by imputation, he neither knew nor did any, but may be supposed of his spiritual offspring, whom he represented as an head and surety, as of Solomon, who committed many sins and transgressions:

I will chasten him with the rod of men, and with the stripes of the
children of men;
either with men themselves, as Hadad the Edomite, Rezon the son of Eliadah, and Jeroboam the son of Nebat, by all whom he was afflicted and distressed, after he felt into idolatry, ( 1 Kings 11:14-28 ) ; or with such rods and stripes as men correct their children with, not to destroy them, but to chastise them for their good; and so the phrases denote humane, kind, gentle, moderate corrections given in love, and which answer some good purposes.

2 Samuël 7:14 In-Context

12 Wanneer uw dagen zullen vervuld zijn, en gij met uw vaderen zult ontslapen zijn, zo zal Ik uw zaad na u doen opstaan, dat uit uw lijf voortkomen zal, en Ik zal zijn koninkrijk bevestigen.

13 Die zal Mijn Naam een huis bouwen; en Ik zal den stoel zijns koninkrijks bevestigen tot in eeuwigheid.

14 Ik zal hem zijn tot een Vader, en hij zal Mij zijn tot een zoon; dewelke als hij misdoet, zo zal Ik hem met een mensenroede en met plagen der mensenkinderen straffen.

15 Maar Mijn goedertierenheid zal van hem niet wijken, gelijk als Ik die weggenomen heb van Saul, dien Ik van voor uw aangezicht heb weggenomen.

16 Doch uw huis zal bestendig zijn, en uw koninkrijk tot in eeuwigheid, voor uw aangezicht; uw stoel zal vast zijn tot in eeuwigheid.