Deuteronomium 21:5

5 Dan zullen de priesters, de kinderen van Levi, toetreden; want de HEERE, uw God, heeft hen verkoren, om Hem te dienen, en om in des HEEREN Naam te zegenen, en naar hun mond zal alle twist en alle plaag afgedaan worden.

Deuteronomium 21:5 Meaning and Commentary

Deuteronomy 21:5

And the priests the sons of Levi shall come near
Who were clearly of the tribe of Levi, as Aben Ezra notes; about whom there could be no dispute; for it seems there sometimes were persons in that office, of whom there was some doubt at least whether they were of that tribe; these seem to be such that belonged to the court of judicature at Jerusalem; see ( Deuteronomy 17:9 ) , who were to be present at this solemnity, to direct in the performance of it, and to judge and determine in any matter of difficulty that might arise:

for them the Lord thy God hath chosen to minister unto him;
in the service of the sanctuary, by offering sacrifices

and to bless in the name of the Lord;
the people; see ( Numbers 6:23-27 )

and by their word shall every controversy and every stroke be tried;
every controversy between man and man respecting civil things, and every stroke or blow which one man may give another; and whatsoever came before them was tried by them, according to the respective laws given concerning the things in question, and were not determined by them in an arbitrary way, according to their own will and pleasure; see ( Deuteronomy 17:8-11 ) .

Deuteronomium 21:5 In-Context

3 De stad nu, die de naaste zal zijn aan den verslagene, daar zullen de oudsten derzelver stad een jonge koe van de runderen nemen, met dewelke niet gearbeid is, die aan het juk niet getrokken heeft.

4 En de oudsten derzelver stad zullen de jonge koe afbrengen in een ruw dal, dat niet bearbeid noch bezaaid zal zijn; en zij zullen deze jonge koe aldaar in het dal den nek doorhouwen.

5 Dan zullen de priesters, de kinderen van Levi, toetreden; want de HEERE, uw God, heeft hen verkoren, om Hem te dienen, en om in des HEEREN Naam te zegenen, en naar hun mond zal alle twist en alle plaag afgedaan worden.

6 En alle oudsten derzelver stad, die naast aan den verslagene zijn, zullen hun handen wassen over deze jonge koe, die in dat dal de nek doorgehouwen is;

7 En zij zullen betuigen en zeggen: Onze handen hebben dit bloed niet vergoten, en onze ogen hebben het niet gezien;